20/21 Flashcards

1
Q

1900

A

nog geen weegschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer CZC als eerste beinvloed?

A

verhoogde aanwezigheid urinezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is op dit moment de enige behandeling die in staat lijkt het setpoint van de lipostat langdurig (>10 jaar) te verlagen.

A

gastric bypass

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke voorspelt gezondheidsrisicco individu het best?

A

WHR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eiwitsparing

A

door ketonlichaamproductie is maar weinig eiwitafbraak nodig voor de gluconeogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vorming van glycerol-3-fosfaat (G-3-P) uit dihydroxyacetonfosfaat (DHAP) speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van alcohol-geïnduceerde leververvetting.

A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grotere WHR = minder vsicerale vetmasse; W/NW

A

NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

berekening klaring

A

klaring (ml/min) = ((Cart-Cven)/Cart) * flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

effecten adrenaline 5x

A

○ cyclisch AMP wordt verhoogd
○ verhoging van de proteine kinase A activiteit
○ fosforylering van zowel glycogeen fosforylase kinase als glycogeen synthase
○ fosforylase kinase fosforyleert glycogeen fosforylase

fosforylering activeert fosforylase en remt glycogeen synthase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Naar verhouding tot ureum wordt stikstof op dag 10 in hogere mate uitgescheiden in de vorm van ammoniak dan op dag 2. W/NW

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem twee producten van de beta-oxidatie die zorgen voor remming van de PDHc activiteit.

A

NADH, ATP en acetyl-CoA, remmen allemaal PDH direct en activeren PDH kinase dat PDH fosforyleert en daarmee inactiveert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de achtereenvolgende stappen waarmee een vetzuur vanuit het cytosol het mitochondrion in wordt getransporteerd, en hoe deze opname wordt onderdrukt door de vorming van malonyl-CoA.

A

vetzuur wordt geactiveerd tot vetzuur-CoA vetzuur-CoA wordt aan de cytosolaire zijde omgezet in een vetzuur-carnitine ester, deze reactie wordt geremd door malonyl-CoA vetzuur-carnitine-esters wordt uitgewisseld met mitochondriaal vrij carnitine intramitochondriaal wordt vetzuur-carnitine ester omgezet in vetzuur-CoA onder vrijmaking van carnitine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekent acetonadem, hoe onderscheid je deze opties?

A

DM1/vasten; kijken naar bloedsuiker; hoog=dm1 en norm/laag=vasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer steady state bij t1/2=1week

A

Steady state na ongeveer 4/5 weken (bij een halfwaarde tijd van 1 week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eerste keer presentatie met diabetes kan je geen diabetische retinopathie, -polyneuropathie of myocard infarct hebben. W/NW

A

W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doen op moment stellen diagnose diabetes

A

vervolgens jaarlijks dient een patiënt met type 2 diabetes op micro-albuminurie getest te worden.

11
Q

insuline resistentie

A

een stoornis bij het doorgeven van het signaal dat ontstaat in de cel na binding van insuline aan de insuline receptor.

12
Q

hoe remmen beta-cellen werking a-cellen?

A

beta-cellen remmen werking a-cellen door de activering van een chloor kanaal in de α-cel. hierdoor hyperpolarisatie waardoor geen ca in komt en dus ook geen glucagon afgifte.

13
Q

Metabool syndroom geen risico op type 1 diabetes.

A

Metabool syndroom geen risico op type 1 diabetes.

14
Q

niet typisch eerste presentatie DM1

A

hoge bloeddruk

14
Q

kenmerken dm1

A

Wazig zien bij een nieuwe patiënt met diabetes type 1 is doorgaans een uiting van een zwelling van de ooglens.

Polyurie ontstaat doordat de glucose concentratie in het bloed hoger is dan de drempel van de nier voor glucose reabsorptie.

15
Q

In de Middeleeuwen bezag men extreem overgewicht vooral religieus, en nu vooral esthetisch en medisch.

A

-

15
Q

Wanneer de hoeveelheid essentieel vet van een individu beneden een bepaald minimum komt brengt dit de gezondheid van die persoon in gevaar.

A

-

15
Q

Fructose/glucose stofwisseling geeft hoger risico op urinezuur produktie.

A

fructose

16
Q

waar dient NADPH in de erythrocyten vooral voor?

A

reduceren van het geoxideerde flutathion

16
Q

wat is substraat voor de gluconeogenese?

A

lactaat, glucogene aminozuren, onevenketenige vetzuren, glycerol.

17
Q

geen substraat voor de gluconeogenese

A

ketogene aminozuren, evenketige vetzturen

17
Q

HDL-VLDL

A

CETP (cholesterolester transfer eiwit)

18
Q

VLDL>IDL

A

LPL (lipoproteine lipase)

19
Q

IDL>LDL

A

HL (hepatische lipase)

19
Q

preB-HDL disc>HDL

A

LCAT

20
Q

gevolg vitamine A bij zwangerschap

A

embryonale afwijkingen

21
Q

wat is biologische beschikbaarheid

A

percentage geneesmiddel dat in onveranderde vorm de systemische circulatie bereikt.

22
Q

vitamine B1

A

pyruvaat dehydrogenase

23
Q

wat stimuleer afgifte insuline

A

depolarisatie van de beta-cel van de pancreas

23
Q

effect GLP1

A

onderdrukt de eetlust, verlaagt bloedsuikerspiegel

24
Q

eerste presentatie DM1

A

braken, toegenomen eetlust, gewichtsverlies

25
Q

Wat verlaagt intensieve insuline? en wat niet?

A

wel; diabetische nefropathie, diabetische neuropathie, diabetische retinopathie, macrovasculaire complicaties

26
Q

DM1 en acetonlucht

A

DM1 kan bij eerste presentatie al ademlucht naar aceton ruikend hebben en uitdroging.