2. ontwikkeling en acculturatie Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

socialisatie

A

proces waarbij iemand bewust en onbewust warden en normen aanleert van een bepaald cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sensitieve periode

A

een periode tijdens de ontwikkeling waarin het makkelijk is om bepaalde vaardigheden aan te leren. na deze periode wordt het lastiger, maar niet onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bewijs senisitieve periode taalverwerving

A
  • discrimineren tussen geluiden: pasgeborenen kunnen alle phonemen onderscheiden. verdwijnt na het leren van een taal.
  • biologisch geprogrammeerd: babys hebben een voorkeur voor spraak en pikken het dus snel op. hersenen zijn felxibel tussen goede taalverweving kinderen en adolescenten.
  • hersenonderzoek: moedertaalgebied in hersenen is anders dan de later geleerde tweede taalgebied. tenzij je de tweede taal heel vroeg heb geleerd dan zijn zelfde gebiedne geactiveerd
  • geen experiment: kinderen die tot een late leeftijd geen taal hebben geleerd kunnen dit vervolgens niet doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cultuurverwerving

A

is moeilijk. je weet niet wanneer iem een cultuur verworven heeft. taal kan een indicator hiervoor zijn.

immigranten worden gemeten:
- identificatie van eigencultuur wordt niet voorsspeld door of ze op een jonge leeftijd zijn verhuisd
- identificatie met nieuwe cultuur werd sterker wanneer men voor 15 jr verhuisde. en deze band werd ook sterker met de tijd
- dus sensitieve periode voor cultuur stopt rond 15 jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cross culturele verschillen tussen leeftijden

A

in een studie werden chineze en canadese kinderen van 7, 9 en 11 vergeleken met elkaar.

hoe ouder kinderen uit diverse culturen worden , hoe meer culturele verschillen je zult zien in hun perspectieven, optimisme en focussen op positieve aspecten van zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

persoonlijke ruimte vroege kindertijd

A

onderzoek van heide keller stelt:
- lichaamscontact: europese zuigelingen waren minder in contact met hun moeder
- tijd gespendeerd aan face to face contact: europese babys spenderen hun meeste tijd aan face to face contact met hun moeder.

ander onderzoek:
- europese moeders zijn meer responsief naar hun zuigelingen vocalisaties (huilen).
- imiteren gezichtsuitdrukkingen van hun kinderen vaak. kan ertoe leiden dat deze kinderen sneller leren om zichzel te herkennen en op hun beurt zullen wachten in een gesprek.
- europese kinderen krijgen in het algemeen meer persoonlijke ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

slaap aanpassingen voor persoonlijke ruimte kindertijd

A
  • in europa worden babys in een aparte kamer gezet om te slapen
  • in aziatische en afrikaanse families slapen babys in dezelfde bed als ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onderzoek normen rondom slapen amerikaanse en indiase ouders:

A

indiase:
- voorkomen van incest: geeen mensen van een ander geslacht bij elkaar in kamer
- protectie vankwetsbare: jonge kinderen moeten niet alleen gelaten worden
- vrouwlijke kuisheid angst: ongetrouwde vrouwen moeten zich niet in een positie bevinden om seks te hebben
- respect voor hierarchie: jongens behouden hun sociale status door niet te slape met ouder of jonge kinderen.

amerikaanse:
- helig echtpaar: getrouwde paren moeten hun eigen persoonlijke ruimte hebben
- autonomie ideal: jonge kinderen die behoeftig zijn moeten aleen slapen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hechtingsstijlen

A

zuigelingen en ouders zijn biologisch voorbereid om een hechting te vormen met de ander. heeft ook invloed op romantische ralties op latere leeftijd

onderzoek van mary ainsworth ‘strange situatien’ om hechting stijl te onderzoeken(percentage in amerika):
- veilig hechting: kinderen willen de aandacht van hun moeder waneer ze aanwezig is. raken overstuur wanneer de moeder weg is en vergroten hun aandacht wanneer de moeder terug is. kan de omgeving verkennen bij bijzijn van moeder. (62%)
- onveilig/vermijdend gehecht: kinderen laten wat stress zien wanneer hun moeder aanwezig is of negeren haar. niet van slag als ze weg gaat en geen interesse als ze terug is. kunnen omgeving verkennen en negeren. (23%)
- angstig-ambivalent gehecht: kinderen laten stress zien wanneer hun moeder aanwezig en absent is. ze willen constant bij haar zijn en onderzoeken niet de omgeving. kunnen boos afwijzen en soms aggressief zijn als de ouder terug is. (15%)
- gedesorganiseerd hechting: kinderen laten tegenstrijdig gedrag zien, boosheid en aandacht zoeken bij moeder.verkennen de omgeving niet.

afrikaanse amerikanen hebben een hoger percentage van vermijdende hecting dan europese amerikanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kritiek op hechting theorie

A
  • de gedragingen van moeders en kinderen varieren in de strage situation procedure, het heeft dus niet overal dezelfde betekenis
  • veilige hechting is niet altijd ideaal
  • veilige hechting is niet overal het meest voorkomend
  • niet alle stijlen worden overal gevonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

opvoedingsstijlen ( diana baumrind)

A
  • autoritaire opvoeding: veel regels aan kinderen. strengen regels en bijna geen vorm van communicatie. kouderen opvoeding en geen reacties op het kind zijn gevoelens
  • autoritatieve opvoeding: kindgerichte vorm waarin ouders hoge verwachtingen van het kind hebben en het kind matuur moet zijn. ouders proberen de gevoelens van het kind te begrijpen en zijn erg bezig met hun kinderen. democratische vorm met veel warmte ( werkt het meest in de westerse populaties)
  • pessimistische opvoeding: ouders zijn betrokken bij het kind. veel geuitte warmte en responsiviteit. enkele beprekingen en controle op gedrag kind.
  • verwaarloosde opvoeding: deze vorm van opvoeding is een vorm waarin ouders koud, niet reactief en verwaarloosd zijn tegenover hun kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kritiek autoritaire opvoeding

A
  • er zijn verschillende ouder benaderingen afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van het kind. bijv aziatische ouders zijn minder streng bij babys en peuters. en strenger bij kinderen die op een leerplichtig leeftijd zijn.
  • manier waarop ouders warme gevoelens geven kan verschillen tussen culturen
  • autoritaire categorie mist een belangrijk element. de rol van trainen ( in chinese cultuur).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cultuur en opvoedingsstijl

A

algemene patroon is dat een opvoedingsstijl die typisch is voor een bepaald cultuur leidt tot positieve resultaten voor kinderen dan opvoedingsstijlen die in strijd zijn met de lokale culturele normen.

  • maar extreem controlerende ouders zorgen voor mentale problemen bij moeder en kinderen over de hele wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

noun bias(zelfstandignaamwoord)

A

kinderen leren eerst zelfstandige naamwoorden en dan hebben ze een explosie van het vocabulaire rond 18 maanden. er wordt gelooft dat het komt doordat ze gemakkelijker te isoleren van de omgeving dan andere woorden.

kritiek:
- dit klopt niet voor alle culturen. ( chinese kinderen gebruiken meer werkwoorden)
- het ligt aan de aard van de taal of zelfstandige naamwoorden opvallen of ww.
- engelse syntax plaatst zsnw aan het eind van een zin
- japans en koreaans plaatst werkwoorden aan het eind van een zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

belangrijke onderzoekslijn objecten

A
  • westerse mensen hebben de neiging om de wereld analytisch waar te nemen, ze beschouwen objecten als discreet en afzonderlijk.
  • oost aziaten zijn geneigd om de wereld holistisch waar te nemen. nadruk op de realties tussen de objecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

moeilijke ontwikkelings transities

A
  • the teribble twos
  • adolescentie
17
Q

the teribble two’s

A

moeilijke ontwikkeling leeftijd 2. veel tegenstrijdig gedrag en emotie. kinderen zeggen veel nee.

  • belangrijke ontwikkeling voor kind volgesn westerse mensen. tijd waarin kind zelfstandig wordt en verbaal individu gaat zijn.
  • in centraal afrika wordt het als niet normaal gezien.
  • japanse peuters stellen minder eisen aan hun ouders. wanneer ze onhanderlbaar gedragen wordt dit niet beschouwd als een teken van bloeiende individualiteit maar als onvolwassenheid. doel van de ouders is dat de kind zichzelf als een lid van een sociale groep zien.
18
Q

adolescentie

A

periode van onrust. biologische ontwikkeling, hormonale ontwikkeling

  • westen: periode met veel stress, emotie en fysieke verandering.risico volle gedrag en probleem zoekend
  • maar is niet universeel, meerdere landen verwachtten geenonrust tijdens adolescentei
19
Q

variabelen die mogelijk voorspellen of een cultuur in de adolescentei problemen heeft

A
  • risico gedrag vaker bij jongens, en minder naarmate ouder worden.hardheid van maatschappij heeft ook invloed. minder levensverwachting en minder gelijkheid > meer risicovol gedrag die niet verandert later
  • individualisme en moderniteit zorgt voo rmeer moeilijkheid en meer conflict met ouders. hoe individualistischer cultuur hoe minder snel iem volwassen rol neemt.
  • universeel patroon van persoonlijkheidsverandering naarmate iem ouder wort, meer extravert en aangenaamd
  • tempo van de adolescentei ontwikkeling hangt samen met het op zich nemen van meer volwassen rollen
20
Q

socialisatie door educatie

A
  • educatie leert logsich redeneren
  • educatie brengt een verhoogde bereidheid om info te overwegen die verder gaat dan wat je ehbt ervaren, en om er logische principes op toe te passen. van concreet naar abstract
  • educatie heeft grote invloed op je intelligentie
    ( dorpen zonder school> 31% correct op toets. dorpen met school > 72% correct op toets)
21
Q

oost-aziaten en wiskunde

A

onderzoek naar scholen vs en ost azie:
- speriding voor het gemiddelde wistoets is in amerikaanse scholen groter dan in andere landen. er zijn meer overeenkomstn tussen oostazatische scholen dan in vs
- studenten in oost azie landen presteerden beter dan de amerikaanse studenten
- culturele verschil zien we groter worden des te langen ze op school zitten

22
Q

verklaring verschil wiskundeprestatie

A
  • leermethoden: kinderen in azie spendernmeer dagen op school. daarnaast wordt meer gebruik gemaakt van het geven van lezingen. ook bevat wis in azie meer voorbeelden uit de echte wereld dan in us. er is meer huiswerk en meer tijd aan hw en meer zelfcontrole
  • waarderen van educatie: manier waaro ouders en kinderen het leren conceptualiseren is belangrijk. aziatische ouder zien educatie als centraal voor het leven van t kind en zijn meer beterokken.
  • verwachtingen: aziatische moeders hebben een hoge standaard. ook focussen ze meer op het falen. amerikaanse moeder focussen meer op goede prestaties(reden om minder je best te doen).
  • taal: cijfers zijn moeilijker te leren in het engels dan in het japans. dus maken aziaten minder snel fouten.
23
Q

ondrezoek aanpassin immigratie kinderen (dimitrova)

A
  • internalisrende uitkomsten: stress,depressie,
  • externaliserende uitkomsten: gedrag op school, drugsgebruik
  • academische uitkomsten: academische pestaties en cijfers
24
Q

migratie morbiditeit

A

er zijn negatieve uitkomsten bij immigratie kinderen en er zijn veel aanpassingsproblemen.

25
Q

immigratieparadox

A

is een kritiek op migratie morbiditeit.

immigranten kunnen zich beter aanpassen dan non-imigranten, ondanks hun sociaal-economische status.(vooral in amerika)

26
Q

meta-analyse naar migratiemorbiditeit en migratieparadox

A

relevantie:
- er komen steeds meer immigranten bij
- europese immigratie is anders dan andere
- er zijn regels vastgesteld die invloed kunnen hebben op de aanpassing van burgers

resultaten:
- homogeniteit van effectgroottes: de effecten zijn over alle studies gelijk (behalve academishe)
- internaliserende, externaliserende en academische aanpassing: de migratie morbiditeit hypothese biedt een betere beschrijving van de aanpassing van immigranten in eur dan de immigranten paradox.
- immigranten paradox: meest bewijs hiervoor komt uit landen met een migratiebeleid dat een immigrant vriendelijk klimaat ondersteunt, zoals mogelijkheid voor gezinshereniging

limitaties:
- heterogeen methoden
- literatuur had niet alle info
- toekomstig onderzoek voor verband tussen de aanpassingsuitkomsten te onderzoekn

27
Q

sociodemografische variabelen immigranten

A
  • geografische gebieden: meer migratie morbiditeit in externaliserende en internalisernede aanpassingen noord en west europa immigraties
  • ontwikkelingsperiode: in latere ontwikkelingsstadia ervaren adolescenten van immigranten meer externaliserende en minder internaliserende problemen. adolescenten hebben meer een immigratn paradox dan morbiditeit
  • sociaal economisch status: hoe lager de SES hoe groter de academische problemen. meer migratie morbiditeit en internailserende aanpassigngen bij lage SES. ses had geen invloed op externaliserende problemen.
  • genderverschil: jongens hebben meer last van migratie morbiditeit in academische aanpassingen dan meisjes
28
Q

immigratie en jeugd (berry et al 2006)

A
  • hoe leven migrantenjongeren binnen en tussen culturen
  • hoe goed gaan migranten jongeren om met hun interculturele situatie
  • zijn er relatiepatronen tussen de manier waarop adolescenten omgaan met hun interculturele relaties en hoe goed ze zich aanpassen

doel:
- onderzoeken of de manier waarop jonge immigranten zich accultureren overeenkomt met de tweedimentsionale visie
- onderzoeken hoe goed migreanten jongeren zichaanpassen aan hun acculturatie ervaring zowe op psychologsch als sociaal cultureel niveau.

hypothese; tweedimensionale benadering
- assimilatie(nationaal): weinig belangstelling voor behouden van eigen cultuur, met voorkeur voor interactie met de andere samenleving(nieuwe). (18,7%)

  • separatie(etnisch): cultureel behoud, vermijden van betrokkenheid bij nieuwe cultuur(22,5%)
  • marginalisatie(diffuus): geen cultureel behoud van de oorspronkelijke cultuur, geen betrokkenheid bij nieuwe samenleving(22,4%)
  • integratie: cultureel behoud en betrokkenheid bij nieuwe samenleving (36,4%)
29
Q

gevolgen immigratie volgens berry et all 2006

A
  • acculturatie: process van culturele en psychologisch verandering dat volgt op intercultureel contact
  • de opkomst van cultureel plurale samenlevingen: samenleven van verschillende culturele groepen. verschillende aanpassingen doen om een intercultureel leven te bereiken
30
Q
A