2. Modellen, designs en onderzoeksvragen Flashcards

1
Q

2.1 Structurele modellen

Wat representeert een meetmodel?
Wat representeert een structuurmodel?

Wat houdt bi directioneel (pijl met tweepunten in)?
Wat houdt een pijl met één punt in?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2.2 Type design

Wat is het verschil tussen cross-sectioneel en longitudinaal onderzoek?
Wat is een nadeel van longitudinaal?

Wat is het verschil tussen observationeel en experimenteel design?
Welke drie voorwaarden heeft experimenteel design?
Wat zijn confounder variabele?

Wat is randomisatie?
Wat is matching van condities?
Wat is blindering?
Wat is dubbele blindering?

Wat is quasi-experimenteel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2.3 onderzoeksvragen en hypothesen?

Wat is het verschil tussen een onderzoeksvraag en een hypothese?
Waarom is een hypothese transparanter?

Wat is een onafhankelijke variabele?
Wat is een afhankelijke variabele?

Lees doelstelling en samenvatting

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly