1 Basisconcepten Flashcards

1
Q

1.1. Wetenschappelijk onderzoek

Wat is wetenschappelijk onderzoek?
Welke vijf fases heeft een empirische onderzoekscyclus?
Kan je de volgorde van de fases veranderen?

Wat is open acces?

Wat zijn dubieuze onderzoekspraktijken (QPR’s)?
Leg hierbij uit wat full disclosure, preregistratie en publication bias is?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1.2 Operationalisaties

Wat betekent operationaliseren?

Wat is een variabele?

Wat is een construct?

Wat is een meetinstrument?
- Hoe visualiseer je dit?
Wat is een manipulatie?
-Hoe visualiseer je dit?

Wat is een item/stimuli?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1.3 Betrouwbaarheid en validiteit

Wat betekent betrouwbaarheid?

Wat houdt een niet-systematische meetfout?
Wat houdt een systematische meetfout in?

Wat betekent validiteit?
Er worden twee vormen van validiteit onderscheiden:
1. Causale opvatting, leg uit
2. constructvaliditeit, leg uit

Er zijn nog vier vormen van validiteit:
1. Indruksvaliditeit
2. Criteriumvaliditeit
3. externe validiteit
4. inhoudsvaliditeit

Wat is kwantitatief onderzoek?

Wat is kwalitatief onderzoek?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1.4 populaties en steekproeven

Waarom worden er steekproeven gedaan?

Wat is probability samples (=aselecte steekproef)?
Wat houdt de aselecte steekproef in?
Wat houdt de gestratificeerde aselecte steekproef in?
Wat houdt de multilevel aselectie steekproef in?

Wat is een steekproeffout?

Wat is non-probability samples (=selecte steekproef)?
Wat houdt convenience sampling in?
Wat houdt snowball sampling in?
Wat houdt purposive sampling in?
Wat houdt quota sampling in?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly