2. het tandheelkundig gesprek Flashcards

1
Q

aspecten begroeting / kennismaking (5)

A
  1. begroeten met naam en functie (kaartje)
  2. uitnodigen om plaats te nemen en ijsbreken
  3. inspelen op (non)verbale signalen
  4. verontschuldigen indien te laat
  5. aankondigen wat er gaat gebeuren
    (6. gesprek opstarten: praktische info)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken 1e indruk (3)

A
  1. professionaliteit v behandelaar
  2. combi van verbale- en non-verbale signalen
  3. snel gevormd en moeilijk te veranderne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar moet je op letten met interpretatie v gedrag?

A

= attributie v gedrag

- (interne, externe, halo-effect, gekleurd door ervaringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interne attributie =

A

geobserveerde gedrag interpreteren als volgend uit persoonlijke kenmerken v persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

externe attributie =

A

gedrag beschouwen als gevolg vd situatie waarin de persoon zich bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

halo-effect =

A

iemand obv vermeende karaktereigenschappen nog andere eigenschappen toeschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

def gedrag =

A

reactie op personen of objecten enerzijds en op situaties en tijd anderzijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

consensus =

A

= de mate waarin anderen op dezelfde wijze reageren

-> gedragen andere personen zich op dezelfde wijze tov de geobserveerde persoon?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

distinctiviteit =

A

gedraagt de persoon zich op dezelfde manier bij andere personen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

consistentie =

A

gedraagt de persoon zich in andere situaties/momenten op dezelfde manier?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Covariatiemodel v Kelley =

A

= omstandigheden bekijken waarin het optreden v gedrag a dan niet varieert (covariatie)

  1. consensus (reageren anderen op zelfde manier?)
  2. consistentie (bij andere omstandigheden)
  3. distinctiviteit (bij andere personen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat kun je concluderen uit het Covariatiemodel van Kelley?

A

als bepaald gedrag alleen onder bepaalde omstandigheden optreedt, zullen we eerder concluderen dat die omstandigheden het gedrag veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom extra tijd voor het eerste bezoek inplannen? (4)

A
  1. praktijkinformatie
  2. anamnese/orientatie
  3. huidige klacht
  4. wederzijdse verwachtingen verkennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beste plaats voor een (1e) gesprek =

A

= aparte gesprekshoek:

  • 2 stoelen en een tafel
  • hoek v 90 graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stappen orientatie (5)

A
  1. hulpvraag formuleren
  2. samenvatten en reflecteren
  3. nagaan of patient het eens is
  4. eind vd stap aankondigen
  5. aangeven wat volgende stap is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ICE =

A
I  = Ideas (wat brengt je hier, heb je zelf idee?)
C = Concerns (waarover zorgen?)
E = Expectactations (wat zou je willen, verwachtingen?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aandachtspunten bij anamnese (6)

A
  1. aandacht voor pat zijn verhaal
  2. niet altijd klacht, hjc
  3. meer directief optreden (dan bij orientatie)
  4. feitelijke, gerichte vragen (open -> gesloten)
  5. suggestieve vragen vermijden
  6. hoofdlijnen samenvatten
18
Q

componenten anamnese (8)

A
  1. voorgeschiedenis (beh, angst etc)
  2. klachten en wensen (mate betrokkenheid, manier waarop etc)
  3. beleving eigen gebit (1-10)
  4. verwachtingen patient (bij te stellen)
  5. gzh-gedrag (poetsgewoonten etc)
  6. medische en sociale anamnese
  7. speciële anamnese (info die tijdens vraagverheldering niet aan bod kwam)
  8. sv + logisch verbanden aangeven
19
Q

aandachtspunten intra- en extraoraal onderzoek (4)

A
  1. aankondigen wat en waarom je gaat doen
  2. beseffen dat patient niet kan antwoorden (vraag te beantwoorden met ja/nee/knikken)
  3. indien instructies, zo concreet mogelijk
  4. geen goed-/afkeuring tonen over contstatie
20
Q

aandachtspunten bij rapporten v bevindingen (8)

A
  1. verslag na fysiek oz (evt tijdens)
  2. eerst patient rechtop zetten (gelijkwaardig)
  3. begin met algemene observaties, dan details
  4. illustreren, laten zien etc
  5. soms extra vragen ahv bevindingen
  6. sv
  7. behandelplan met alternatieven (indien complex)
  8. afspraken inplannen
21
Q

aspecten periodiek mondonderzoek (dus niet 1e keer) (7)

A
  1. begroeting
  2. opnieuw anamnese
  3. evt verwijzen naar vorig oz
  4. adviezen opgevolgd? barrières?
  5. zorgrichting nog hetzelfde?
  6. nieuwe wensen?
  7. fysiek oz, bespreking bevindingen, opties
22
Q

stappen v patient met klacht ()

A
  1. open vragen
  2. hypothese(n) diagnose
  3. toetsen via gerichte vragen
  4. differentiaaldiagnose
  5. evalueren via fysiek oz
23
Q

differentiaaldiagnose =

A
  • laat je niet te snel afleiden door initiële diagnose

- rangorde aanbrengen v meest naar minst waarschijnlijk en hypotheses toetsen

24
Q

indien niet meteen definitieve diagnose (bij klacht) ?

A

eerst symptomen verlichten, dan vervolgafspraak inplannen

25
Q

vragen klachtenanamnese (8)

A
  1. aard vd klacht (wat is het probleem?)
  2. lokalisatie vd klacht
  3. ernst vd klacht
  4. bijkomende symptomen
  5. klachtenbeloop in tijd
  6. beïnlvloedbaarheid klacht
  7. opvatting en beleving vd patient
26
Q

heteroanamnese =

A

Vraaggesprek met iemand uit de naaste omgeving van de patiënt
(bij kinderen, dementie, handicap)

27
Q

waarbij rekening houden met heteroanamnese? (4)

A
  1. symptoomherkenning (door begeleider)
  2. verantwoordelijkheid
  3. belastbaarheid
  4. wie heeft het probleem (pat/ begel.?)
28
Q

hoe heteroanamnese? (2)

A
  1. inschakelen tolk/ begeleider

2. vragen wel steeds aan patient blijven stellen (patient aankijken)

29
Q

kenmerken weekend- en avonddienst (3)

A

(= klachtenanamnese)
1. nieuwe patient (geen vertrouwensrelatie) = bevragen!
2. eenmalig consult, soms telefonisch
3. indien telefonisch: letten op paraverbale communicatie
(bij twijfel over ernst/aard klacht best niet telefonisch)

30
Q

psychische anamnese =

A

= beoordelen psychisch functioneren v pat
- kernsyptomen ahv enkele globale vragen
(in verleden psychologische begeleiding gehad, trauma’s,etc?)

31
Q

waarom belang v herkennen v psychische problemen?

A

voorkomen v onnodige behandelingen en frustratie:

beperkte medewerking, somatische klachten, gebrek aan compliance of zelfzorg

32
Q

aandachtspunten informeren

A
  1. vragen!! (wat weet u al..)
  2. juiste hoeveelheid en soort; concreet
  3. begrip/onthouden bevorderen
  4. geen jargon
  5. help onthouden (meegeven, herhalen)
  6. selectie in functie v doel (over procedure/ keuze/ geruststelling)
  7. op het juiste moment
  8. visueel
33
Q

begrip en onthouden bevorderen door: (4)

A
  1. herhalen, sv
  2. helder taalgebruik, geen jargon
  3. nagaan of pat het begrijpt
  4. visuele methoden
34
Q

informeren op het juiste moment =

A
  1. niet bij emoties
  2. niet bij conflict
  3. met familie
  4. meermaals
35
Q

wanneer bespreken v bevindingen? (2)

A
  1. overwegen of patient beslissing kan nemen

2. afhankelijk v complexiteit in zelfde zitting of bij vervolgafspraak (meestal)

36
Q

informeren in dezelfde zitting, wanneer =

A
  1. indien geen uitgebreid behandelplan nodig is
  2. soms aanvullend oz nodig, toestemming
  3. patient kunnen informeren/motiveren mbt behandeling
37
Q

wanneer staat patient meer open voor verhaal v behandelaar?

A

naarmate behandelvoorstellen aansluiten bij de eigen behoefte

38
Q

structuur vh behandelplan = (3)

A
  1. inleidende fase (terughalen vorige bezoek, eigen idee over?)
  2. het plan
  3. afsluiting vh gesprek (alternatieven, bevindingen, gevoelens, sv, tijdsplanning)
39
Q

hoe het behandelplan bespreken ?

A
  1. overzicht geven en uitnodigen tot stellen v vragen
  2. detailniveau
  3. info op beeldscherm, modellen of folder
  4. evt info over oorzaak en behandeling opsplitsen
  5. checken of info begrepen
  6. alternatieven bespreken
40
Q

overige aandachtspunten bespreken behandelplan (4)

A
  1. primacy-recency effect
  2. bijwerkingen vh behandeling
  3. taalgebruik
  4. aandacht voor emotie (n-v, gevoelsreflecties, kijken naar patient, niet scherm)
41
Q

primacy-recency effect =

A

belangrijke info best aan begin of einde