2. Beperkte effecten van de media Flashcards
De media zijn beperkt, dit is op verschillende manieren op te vatten.
- Aard
- Grootte
- Bereik
- Situatie
- Object
- Subject (persoon)
- Tijdspanne
Wat wordt er bedoeld met het begrip Mediabereik?
Met dit begrip wordt gedoeld op het aantal mensen dat met het medium (of mediaboodschap) wordt geconfronteerd. Hierin kunnen verschillen in worden aangebracht, want de confrontatie kan verschillende vormen aannemen. Zoals bij fysiek bereik: van minimale aandacht tot maximale aandacht. (Een reclamefolder in de brievenbus kan vluchtig worden bekeken, aandachtig worden
gelezen of meteen bij het oud papier worden gegooid)
Wat zij de beperkende effecten van de media vanuit het publiek (publieksvariabele)?
- Selectiviteitsprocessen (selectieve blootstelling, perceptie en onthouden)
- De attitude ten aanzien van het medium waarin de boodschap verschijnt speelt ook mee. Als men een positieve houding heeft tegenover het medium, zal de houding tegenover de inhoud ook positiever zijn.
- De mate waarop iemand een medium gebruikt kan variëren in intensiteit en frequentie, oftewel de gedragskenmerken.
Wat zijn de verschillende beperkende effecten vanuit de media (mediavariabelen)
- Audiovisuele media kunnen een boodschap anders overbrengen dan gedrukte media.
- Het bereik kan worden beïnvloed door de plaats die de boodschap in het medium krijgt. Fullpage in kleur in de krant, of zwartwit weggestopt tussen andere gelijksoortige boodschappen. Plaats, kleur, omvang spelen hierbij een rol. Hoe prominenter de boodschap, hoe groter het bereik.
- Ook door herhalen van een boodschap zal het bereik toenemen.
Mensen streven naar consistentie. Mediagebruikers proberen informatie te vermijden die niet aan hun opvattingen, gedrag en attitudes voldoen. Om de dissonantie zoveel mogelijk te beperken zijn verschillende mogelijkheden:
- Het veranderen van het gedrag (stoppen met snoepen)
- Veranderen van gedachte (snoepen is zo slecht nog niet)
- Nieuwe gedachtes bedenken (snoepen is wel slecht, maar ik snoep zo weinig dat het niet uitmaakt)
Wat is de kritiek op de Cognitieve dissonantietheorie?
De ervaren dissonantie is subjectief en per persoon dus heel verschillend. Daarnaast zijn er ook andere verklaringen voor consistentie tussen opvattingen en gedrag van personen. En selectiviteit hoeft niet altijd gepaard te gaan met dissonantie, selectiviteit in het mediagebruik kan ook door andere factoren verklaard worden.
Waar gaat de Two-stepflowhypothese vanuit?
Gaat ervan uit dat communicatie getrapt verloopt. Het effect kan groter zijn wanneer de boodschap via interpersoonlijke communicatie verspreid wordt.
De media beïnvloeden de opinieleiders, die vervolgens de volgers beïnvloeden.
De two-stepflowhypothese was een reactie op de almachttheorie dat de massamedia iedereen direct bereikt. Maar de TSF gaat ervan uit dat de invloed van de inter-persoonlijke communicatie groter is dan die van de massamedia, deze zijn onpersoonlijk.
Wat zijn opinieleiders?
Mensen die meer dan anderen invloed uitoefenen op de meningsvorming. Wordt voor een deel beschouwd als een persoonskenmerk. Medebepalend is de kennis die de persoon heeft en de positie waarin hij verkeert.
- Persoonlijkheid (wie hij is)
- Kennis (wat hij weet)
- Positie (wie hij kent)
Wat is het Multi-stepflowmodel?
Het TSF model maar dan uitgebreid met horizontale relaties, en ook een terugkoppeling; een stroom van de volgers naar de opinieleiders.
Regelmatig worden gebruikers van massamedia geconfronteerd met berichten over risico’s zoals inbraken, berovingen, computervirussen. Daarvoor zijn de media erg geschikt. Bij de beoordeling van risico’s onderscheiden mensen 2 soorten:
- Oordelen op maatschappelijk niveau
- Oordelen op persoonlijk niveau
Wat houdt de Kenniskloofhypothese in?
Gaat ervan uit dat de effecten van de media worden beperkt doordat het verwerven van kennis van de massamedia samenhangt met iemands sociaaleconomische status. Opname van informatie verloopt sneller bij hoger opgeleiden, waardoor een kloof ontstaat tussen hen en mensen met een lage sociaaleconomische status.
wat zijn de Theoretische verklaringenvan de Kenniskloofhypothese?
- Er bestaat dus ook een verschil in communicatieve vaardigheden tussen deze twee groepen, dat verklaart waarom mensen met een hoger opleiding informatie sneller verwerken.
- Er is een verschil in de reeds aanwezige kennis tussen de twee groepen
Mensen met een hogere opleiding hebben vaker contact met (relevante) mensen die zaken over algemeen belang en de wetenschap volgen, hierdoor wordt de kennis over bepaalde onderwerpen vergroot (en de kloof dus groter) - Mensen met een hogere status die al meer over een onderwerp weten, zullen berichten overde onderwerpen vaker tegenkomen, lezen en onthouden dan mensen met een lagerestatus.
- De aangeboden informatie verschijnt voornamelijk in gedrukte media, die van oudsher meer door mensen met een hogere status worden gebruikt
De theorie van de kenniskloofhypothese kan getoetst worden op 2 manieren:
Op 1 tijdsmoment
Op meer tijdsmomenten
Welke variabelen worden in een Op 1 tijdsmoment onderzoek gemeten moeten worden zijn (Kenniskloofhypothese)?:
Kennis over een onderwerp dat veel in de publiciteit is geweest
Kennis over een onderwerp dat weinig in de publiciteit is geweest
Opleiding (als indicator voor sociaaleconomische status)
Wat zijn de gemeten variabelen voor een ‘Op meer tijdsmomenten’ onderzoek?(Kenniskloofhypothese)
Kennis over een onderwerp op tijdstip 1
Kennis over het onderwerp na of tijdens de periode dat het onderwerp in de publiciteit is
Opleiding