1C2 week 3 Flashcards

1
Q

welke metingen moet je doen om DMII te diagnosticeren?

A

2 nuchtere bloedsuikerwaardes op 2 verschillende dagen > 7,0 mmol/l
of 1 nuchtere i.c.m. 1 niet-nuchtere waarde > 11,1 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het nut van een koolhydraat beperkt dieet bij DMII?

A

minder insulinepieken, waardoor meer vetverbranding, verbetering insulinegevoeligheid door minder visceraal en intramusculair vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een normale eiwituitscheiding in de urine?

A

tot 150mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe laag moet de renale klaring zijn om aan de dialyse te moeten?

A

< 15ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het doel HbA1C bij diabetes patienten?

A

rond of onder de 7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer spreek je van een hypoglykemie?

A

bij een bloedsuikerwaarde onder de 2,4-2,6. klinisch wanneer er verschijnselen van hypoglykemie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de verschijnselen van hypoglykemie?

A

zweten, trillen, hartkloppingen, angst, hongergevoel, verwardheid, agressie, slaperigheid, wazig zien, hoofdpijn.
soms helemaal geen klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom krijgen mensen met diabetes wanneer ze alcohol drinken een hogere kans op hypoglykemie?

A

ze zijn minder scherp op de tekenen van hypoglykemie, vergeten vaak te eten/eten minder en alcohol remt de gluconeogenese in de lever (lichaam kan het niet zelf oplossen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de meest voorkomende leverafwijking bij mensen met obesitas?

A

niet alcoholische-steatohepatitis, gevolg van vettige infiltratie in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het normale vetpercentage van een man en een vrouw?

A

man: 12-20%
vrouw: 20-30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het Pickwick syndroom?

A

hypoventilatie en slaap apneu secundair aan obesitas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke vorm van coma komt het meest voor bij DM1 en DM2?

A

DM1: ketoacidose induced coma
DM2: hyperosmolair diabetisch coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het verschil m.b.t. insuline bij een diabetische ketoacidose en bij een hyperosmolair hyperglycemische ontregeling?

A

bij diabetische ketoacidose: absoluut insuline tekort
hyperosmolair hyperglycemische ontregeling: relatief insuline tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de behandeling voor diabetische ketoacidose?

A
  • insuline, normaliseren glucose spiegel
  • NaCl toedienen, aanvullen lichaamswater
  • kalium aanvullen als kalium < 5,5 is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de behandeling van hyperosmolaire hyperglycemische ontregeling?

A
  • aanvullen elektrolyten en lichaamsvocht over 48-72 uur
  • lage dosis insuline
  • anticoagulantia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de typische klachten van diabetes?

A
  • glucoserie
  • polyurie
  • polydipsie
  • polyphagie
  • gewichtsverlies
  • slapte, moeheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de karakteristieken van diabetes type I?

A
  • pancreas maakt geen insuline meer
  • neiging naar ketoacidose
  • vaak voor de leeftijd van 30-35
  • gelijk testen bij verdenking DM1
  • volledig afhankelijk van insuline voor overleving
  • snelle onset van klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn de symptomen van DM1?

A
  • veel drinken en plassen
  • gewichtsverlies
  • moeheid
  • spierzwakte
  • wazig zien
  • stemmingswisselingen
  • buikpijn en misselijkheid
  • hyperventilatie en dyspnoe (Kussmaul)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de karakteristieken van DM2?

A
  • maken te weinig insuline, vermogen neemt af met de tijd
  • insulineresistentie
  • vaak na leeftijd 30-35
  • 85-90% heeft obesitas
  • niet volledig afhankelijk van insuline voor overleving wel tegen hyperglycaemie
  • vaak subtiele of geen symptomen in het begin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn de symptomen van DM2?

A
  • moeheid
  • toegenomen dorst en meer drinken
  • meer plassen
  • wazig zien
  • toegenomen frequentie van bacteriele- en schimmelinfecties
  • acanthosis nigricans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarom wordt glucoserie niet meer gebruikt om DM te diagnosticeren?

A

glucose verschijnt pas in de urine bij bloedsuikerspiegel > 11,1. Dan loop je achter de feiten aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe ontstaat er ketoacidose bij DM1 patienten?

A

door afwezigheid insuline is er veel lipolyse en neemt het aanbod van FFA toe, de lever maakt hier ketonlichamen van en geeft deze op grote schaal af aan het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn de micro- en macrovasculaire complciaties van diabetes?

A
  • retinopathie
  • nefropathie
  • polyneuropathie
  • atherosclerose: cerebrovasculair, cardiovasculaire en perifeer vasculair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

heeft een DM1 patient of een DM2 patient meer risico op microvasculaire complicaties bij diagnosestelling?

A

DM2, kan er allang sprake zijn van schade, deze moeten gelijk naar de nefroloog en fundus
bij DM1 komt het pas na 5-15 jaar na start diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat zijn de behandeldoelen van diabetes?

A
  • normaliseren van de bloedsuikerspiegel tussen 4 - 6 mmol/l en daarmee symptomen behandelen
  • voorkomen van chronische complicaties
  • voorkomen van hypo’s en hypers
  • zorgen dat iemand een normaal mogelijk leven kan lijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat zijn de behandelmogelijkheden van diabetes type 2?

A
  • dieet
    weinig suiker, veel vezels, weinig vet
  • lichamelijke activiteit
    2,5 uur/week, verhoogd de insulinegevoeligheid
  • pillen
  • injecties
    insuline
    GLP1-analogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat doet metformine?

A

activeert AMP-kinase, lever produceert minder glucose en insulinegevoeligheid neemt toe
sleutelrol bij DM2

28
Q

wat doen sulfonylureum derivaten?

A

activeren eilandjes van Langerhans tot insuline secretie, remt glucose aanmaak in de lever en sterke opname glucose in de spieren
kan alleen als je zelf nog insuline kan maken

29
Q

wat doet Meglinitide?

A

insuline secratoguen, door het sluiten van kalium-afhankelijke ATP kanalen
erg duur, wordt niet gebruikt

30
Q

wat doen DPP-IV inhibitors?

A

versterken de werking van endogeen GLP-1
effectief in vroege fase DM2

31
Q

wat doen thiazolidinediones?

A

maken het lichaam insuline gevoeliger, verminderen insulineresistentie, minder glucose aanmaak door de lever

32
Q

wat doen GLP-1 analogen?

A

de pancreas produceert meer insuline, glucagonsecretie geremd, vertraagd maagmotiliteit en onderdrukt eetlust

33
Q

wanneer gebruik je kortwerkende insuline?

A
  • vlak voor de maaltijd
  • wanneer je het IV geeft
  • wanneer iemand een insulinepomp heeft
34
Q

waarom is subcutane injectie van insuline langzaam en welke factoren beinvloeden de opname snelheid?

A

insuline zijn hexameren en moeten eerst mono- en dimeren worden voordat opname in bloed

  • buik > arm > been
  • warmte van de huid
  • te vaak op dezelfde plek
  • per ongeluk intramusculair? extreem snelle opname
35
Q

wat is de behandeling bij DM1?

A

diabetes dieet + voldoende bewegen
ALTIJD insuline

36
Q

wat is de behandeling bij DM2?

A

altijd diabetes dieet + voldoende bewegen
nog hoge waarden? metformine
nog hoge waarden? 2de middel
nog hoge waarden? 3de middel
nog hoge waarden? insuline therapie

37
Q

wat zijn incretinen?

A

factoren gesecreteerd door de darm in reactie op voedingsstofopname die de maaltijd-afhankelijke insuline reactie versterkt

38
Q

wat zijn GLP-1 en GIP?

A

GLP-1:
- L-cellen in ileum en proximale colon
- glucose afhankelijk insulinesecretie neemt toe , glucagonsecretie neemt af
- vertraagd maagmotiliteit en vermindert de eetlust
GIP:
- K-cellen in duodenum en jejunum
beide snel afgebroken door DPP-4

39
Q

wat is de werking van DPP-4 remmers?

A
  • plasma GLP-1 hoger houden
  • plasma insuline hoger houden
  • bloedsuikerspiegel laten dalen
40
Q

wat zijn de voordelen van GLP-1 analogen t.o.v. DPP-4 remmers?

A

meer insuline secretie, gastrische leging geremd dus remming hongergevoel en gewichtsverlies

41
Q

wat voor operatie effecten zie je bij een Roux-en-Y gastric bypass?

A
  • verminderde maaggrootte
  • veranderde galflow
  • vroege jejunale blootstelling aan voedsel
  • partiele vagotomy
42
Q

wat zijn de voordelen en nadelen van gastric bypass operatie?

A

voordelen:
- verbetert eetlust controle
- glycaemische controle
- gestegen insuline productie
- verminderde insuline resistentie

nadelen:
bloedingen, vitamine B12 tekort, braken, misselijkheid, infecties, ontsteking

43
Q

hoe is de afbraak van alcohol door de tijd?

A

de afbraak is onafhankelijk van de concentratie, vaste hoeveelheid van 7-10gr ethanol/uur

44
Q

waarom kan je gewichtsverlies krijgen bij chronisch alcoholgebruik?

A
  • Minder eetlust
  • Loze calorien die je niet kan gebruiken voor synthetasereacties
  • Schade aan maag en darmepitheel waardoor verminderde opname
45
Q

waarom kan je gewichtstoename krijgen bij chronisch alcoholgebruik?

A
  • Vaak eten mensen een ongezond en vet dieet erbij
  • Het zijn vaak extra calorieën die je normaal niet binnenkrijgt
46
Q

wat zijn de chronische complicaties van diabetes?

A
  • blindheid
  • nierziekten
  • zenuwschade
  • hartinfarct
  • amputatie
  • beroerte
47
Q

wat zijn de kenmerken van non-proliferatieve retinopathie?

A
  • microaneurysma’s, lekkages, puntbloedingen
  • word je niet blind van
48
Q

wat zijn de kenmerken van proliferatieve retinopathie?

A
  • nieuwe bloedvatvorming door lokale hypoxie, makkelijke bloeding, fibrosering netvlies
  • word je blind van
  • niet behandelbaar
49
Q

waardoor ontstaat neuropathie bij diabetes en hoelang na diagnose?

A

door afsluiting vasa nervorum
DM1: 2-3 jaar na diagnose
DM2: vaak gelijk al

50
Q

wat voor soorten neuropathie zijn er?

A
  • symmetrische sensore neuropathie (distaal)
  • acute pijnlijke neuropathie
  • mononeuropathie: hersenzenuwen, geisoleerde perifere zenuwen
  • autonome neuropathie
  • diabetische amyotrofie (atrofie bovenbeenspieren)
51
Q

op welke 3 manieren ontstaat er nefropathie bij diabetes

A
  • beschadiging van de glomerulus -> verdikt basaalmembraan en gezwollen endotheelcellen
  • ischemie door hypertrofie van afferente en/of efferente arteriolen
  • opstijgende bacteriele infecties in de nieren
52
Q

wat is het voordeel en het nadeel van streng ingesteld zijn bij DM1?

A

voordeel: minder chronische complicaties
nadeel: meer hypo’s en gewichtstoename

53
Q

wat zijn risicofactoren voor macrovasculaire complicaties?

A
  • duur diabetes
  • leeftijd
  • systolische hypertensie
  • hyperinsulinaemie met insuline resistentie i.c.m. obesitas en metabool syndroom
  • hyperlipidemie
  • proteinurie
  • andere risico’s: roken, alcohol etc.
54
Q

welke diabetische microvasculaire complicatie ontstaat eerst?

A

eerst retinopathie dan nefropathie.
nefropathie maar geen retinopathie heeft vaak geen diabetische oorzaak

55
Q

wat doe je bij een hypoglycaemie?

A

aanspreekbaar:
- 10-25 gram, 5 suikerklontjes/ 2 dextro
niet aanspreekbaar:
- 50 ml 50% glucose oplossing IV
of
- 1 mg glucagon subcutaan of intramusculair (< 45 min hypo bestaat)

56
Q

wat zijn de symptomen en signalen van hypoglycaemie?

A
  • zweten, tremor, bonzend hart, angst, honger
  • verwardheid, vreemd gedrag, concentratiestoornis, slaperigheid, visusstoornis, tintelend gevoel rond de mond
  • zwakte, duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie
57
Q

wat doet een oraal sulfonylureumderivaat?

A

zet 24 uur lang de insuline aanmaak van de pancreas aan onafhankelijk van de glucose concentratie

58
Q

waarom krijg je trillende handen, zweten en hongergevoel tijdens een hypo?

A

door de afgifte van adrenaline aan het bloed om bloedsuiker te laten stijgen

59
Q

wat is C-peptide en waarvoor wordt het gebruikt?

A

C-peptide is afvalproduct van insuline, 1:1 komt het voor. hiermee meet je de insulineconcentratie omdat C-peptide niet wordt afgebroken in de lever

60
Q

wat zijn de symptomen van diabetische ketoacidose?

A

braken, dorst, polyurie, gewichtsverlies, zwakte, abdominale pijn
tachycardie, hypotensie, dehydratie, warme droge huid, hyperventilatie, acetonlucht, Kussmaul ademhaling

61
Q

wat zijn de kenmerken van hyperosmolaire ontregeling

A

pas uiting na dagen tot weken
verlaagd bewustzijn, focale neurologische uitval, epilepsie, beenkrampen

62
Q

hoe diagnosticeer je diabetische ketoacidose?

A

klinisch beeld +:
hyperglycaemie
ketonurie/ketonaemie
acidose met verlaagd bicarbonaat

63
Q

wat zijn oorzaken van insuline resistentie?

A
  • pre-receptor: abnormale insuline of insuline antistoffen
  • op receptorniveau: verminderde hoeveelheid insulinereceptoren
  • post-receptor: abnormale signaaltransductie in de cel (meest voorkomende oorzaak)
  • glucose transporter: verlaagd aantal GLUT4 transporters
64
Q

wat zijn de diagnose criteria voor metabool syndroom?

A

verhoogde buikomvang
verhoogde triglyceriden
hoge HDL-C
verhoogde bloeddruk
verhoogde nuchtere bloedsuiker

of onder behandeling voor deze dingen
3 van de 5 criteria

65
Q

wat zijn de mogelijke consequenties van metabool syndroom?

A
  • 2x zo grote kans op H&V ontwikkeling
  • verhoogde kans op bepaalde kankers
  • 1,5x zo hoge kans op overlijden in het algemeen
66
Q

wat is het Dawn fenomeen?

A

in de ochtend wordt je wakker met een hoge bloedsuikerspiegel door cortisol, GH etc. aanmaak ‘s nachts

67
Q

waarom kunnen diabeten een hypo krijgen van lichamelijke inspanning?

A

sporten maakt je insuline gevoeliger en de insuline/sulfonylureumderivaten zitten al in je lichaam en kunnen je laten dalen