1C2 HC week 8 Flashcards

1
Q

behandeldoelen DM

A
  • bloedsuikerspiegel normaliseren tussen 4-8 mmol/L
  • hypo/hyperglycemieën voorkomen
  • chronische complicaties van diabetes voorkomen
  • zorgen dat iemand een zo normaal mogelijk leven kan leiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dieet bij DM

A
  • eiwit: 1 g/kg ideaal lichaamsgewicht
  • vet: <35% van totale intake (verzadigd- en trans-onverzadigd <10%)
  • koolhydraten: 40-60% van totale intake (sucrose <10%)
  • zout: <6 gr/dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lichaamsbeweging bij DM

A

regelmatige lichaamsbeweging verhoogt insuline gevoeligheid, reduceert progressie DM2 met 30-60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behandeling diabetes mellitus type 2

A
  1. leefstijl
  2. metformine
  3. SU derivaten
  4. DPP4-remmers
  5. GLP1-receptor agonist
  6. SGLT2-remmers
  7. insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metformine

A

eerste keus middel DM2, verhoogt insulinegevoeligheid
* mensen vallen vaak af
* contra-indicatie: lever- en nierunsifficiëntie
* bijwerking: maag-darm klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SU-derivaten

A

zorgen ervoor dat alvleesklier meer insuline gaat afgeven
* doet op lange termijn niks voor risico HVZ
* nadeel: mensen komen vaak aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DPP4-remmers

A

stimuleren insuline afgifte, onderdrukken glucagonafgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GLP1-agonisten

A

bv. ozempic
stimuleren insulinesecretie, onderdrukken glucagonafgifte, vertragen maaglediging, zorgen voor toename verzadigingsgevoel en afname honger
* veel voorkomende bijwerking: afvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SGLT2-remmers

A

zorgen ervoor dat overtollig suiker via de urine het lichaam verlaat
* bijwerking: afvallen
* niet handig bij veel ontstekingen in urogenitaal gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insuline

A

kortdurend en langwerkend
* absortpie buik > arm > bovenbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandeling diabetes type 1

A

insuline
diabetes dieet
leefstijladvies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

behandeling diabetes type 2

A
  1. leefstijladvies
  2. metformine
  3. SGLT2-remmer (bij risico HVZ) of SU-derivaat (indien geen risico HVZ)
  4. DPP4-remmers
  5. GLP1-agonist
  6. indien nodig insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pre-diabetes

A
  • nuchter glucose 5.6-6.9 mmol/L
  • glucose 7.8-11.0 mmol/L na OGTT
  • Hb1AC 39-48 mmol/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

normale insuline effecten

A
  • koolhydraat metabolisme: transpost glucose over membraan, stimulatie glycolyse, stimulatie glycogeen synthese
  • lipiden metabolisme: stimulatie opbouw en opslag in vet, remmen afbraak van vet en vrijkomen van vetzuren
  • eiwitmetabolisme: stimuleren eiwitsynthese, remmen eiwitafbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

diabetes type 1

A

pancreas maakt geen insuline (absolute insuline deficiëntie) omdat bètacellen door een auto-immuun reactie aangevallen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diabetes type 2

A

relatieve insuline deficiëntie, insuline resistente
Nb. vermogen van pancreas om insuline te maken neemt af met de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

klinische verschillen DM1 en DM2

A
  • type 1: jong, slank, ketonen (ketoacidose), direct insuline behoeftig, antistoffen +
  • type 2: ouder, overgewicht, geen directe insuline behoefte, antistoffen -
    ong 9% heeft DM1, de rest DM2
18
Q

symptomen diabetes

A
  • glucosurie
  • polyurie
  • polydipsie
  • polyphagie
  • gewichtsverlies
  • slapte, moeheid
  • jeuk bij uitdroging
  • infecties
  • wazig zien
19
Q

specifieke symptomen DM1

A
  • gewichtsverlies
  • moeheid, verlies van energie
  • jeuk
  • polyurie
  • polydipsie
  • polyfagie
  • diabetische ketoacidose: misselijkheid, braken, buikpijn, dehydratie die kan leiden tot coma
    symptomen starten gewoonlijk redelijk acuut
20
Q

specifieke symptomen DM2

A
  • toegenomen dorst
  • meer plassen
  • moeheid
  • wazig zien
  • toegenomen frequentie van infecties
    symptomen worden vaak ten onrechte aan andere oorzaken toegeschreven
21
Q

diagnostische criteria diabetes

A
  • nuchter plasma glucose >= 7.0 mmol/L, 2x onafhankelijk gemeten
  • plasma glucose na 2 uur tijdens OGTT >= 11.1 mmol/L, 2x onafhankelijk gemeten
  • HbA1c >= 48 mmol/mol, 2x onafhankelijk gemeten
  • willekeurig plasma glucose >= 11.1 mmol/L bij patiënt met klassieke symptomen van hyperglycemie/hyperglycemische crisis
22
Q

gevolgen DM op korte termijn

A
  • ketoacidose (type 1)
  • hyperosmolaire ontregeling (type 2)
  • hypoglycemie - niet gevolg van ziekte, maar van behandeling
23
Q

ketoacidose

A
  • hyperglycemie >15 mmol/L
  • ketonen in urine
  • acidose: pH <7.3
    ernst wordt bepaald door mate van acidose, diagnose o.b.v. klinisch beeld
24
Q

incretines

A

hormonen die de insuline afgifte door de bèta-cellen en de insulinegevoeligheid stimuleren
* 2 belangrijke incretines: GLP-1 en GIP

25
Q

GLP-1

A

glucagon-like peptide 1
* wordt geproduceerd door L-cellen in de darm
* t1/2 1 minuut, wordt afgebroken door DPP-4
* ecenatide: afkomstig van Gila monster, >50% overeenkomstig met humaan GLP-1, is resistent tegen DPP-4 waardoor het 10 uur werkzaam is

26
Q

incretines bij DM2

A

bij DM2 is er een verminderde GLP-1 afgifte en daarmaa ook een verminderde insulinesecretie en een grotere insulineresistentie
* behandeling met GLP-1 agonist of GLP-1 infusie kan leiden tot een bijna normale bloedsuikerspiegel: insuline afgifte wordt gestimuleerd, glucagonsecretie wordt geremd. Geeft over het algemeen geen hypo’s, eetlust neemt af

27
Q

GIP

A

glucose-dependent insulinotropic pepride / gastric inhibitory peptide
* wordt geproduceerd door K-cellen in darm
* t1/2 7 minuten, wordt afgebroken door DPP-4

28
Q

gevolgen DM lange termijn

A
  • microvasculair: retinopathie, nefropathie, neuropathie
  • macrovasculair: myocardinfarct, claudicatio intermittens, herseninfarct, atherosclerose, diabetische voet (mix micro en macro)

DM1 vaker microvasculaire complicaties, DM2 vaker macrovasculaire complicaties

29
Q

retinopathie bij diabetes

A
  • vaak langdurig geen klachten, tot in laat stadium, in latere stadia visusverlies
  • onderzoek middels fundusscopie/foto’s, indien nodig fluorescentieangiografie en OCT
  • niet proliferatief (relatief onschuldig): microaneurysmata, puntbloedingen, exudaten
  • proliferatief (macula-oedeem): hypoxemi -> nieuwvorming van bloedvaten -> blindheid
30
Q

nefropathie

A
  • beschadiging van de nier
  • flux polyolen in Schwann cellen en axonen, glycosylering van zenuweiwitten, tekort aan groeifactoren
    2 vormen
  • perifere neuropathie: m.n. aan extremiteiten. Verlies sensibiliteit, later pijn, tast en temperatuur, soms juist pijn en paresthesie. Complicaties: ulcera, verlies spierinnervatie -> standsafwijkingen
  • autonome dysfunctie: cardiovasculair, gastro-intestinaal
31
Q

CVRM en DM

A

+15 bij leeftijd indien pt DM heeft

32
Q

binnenkrijgen van glucose

A
  • exogeen: poly-, di- en monosacharides
  • endogeen: glycogeen, gluconeogenese
33
Q

symptomen hyperglycemie

A
  • droge mond
  • wazig zien
  • moeheid
  • toegenomen dorst
  • honger
  • polyurie
34
Q

symptomen hypoglycemie

A
  • slaperigheid/lethargie
  • zweten
  • bleek zien
  • moeite met coördinatie
  • snel geïrriteerd/prikkelbaar
  • honger
35
Q

behandeling ketoacidose

A
  • insuline
  • vocht
  • elektrolyten
  • oorzaak behandelen
36
Q

behandeling hypoglycemie

A
  • aanspreekbaar: 10-25 gram glucose oraal
  • niet aanspreekbaar: 50 ml 50% glucose iv of 1 mg glucagon subcuteen/intramusculair (alleen wanneer hypo <45 min en indien geen leverinsufficiëntie/ziekte)
37
Q

behandeling hyperosmolaire ontregeling (DM2)

A
  • vocht
  • elektrolyten
  • oorzaak behandelen
  • insuline
38
Q

mechanismen insulineresistentie

A
  • pre-receptor: abnormaal insuline, abnormale insuline antilichamen
  • receptor: verlaagd receptor aantal, verlaagde affiniteit receptor
  • post-receptor: abnormale signaaltransductie in de cel (meest voorkomende oorzaak)
  • glucose transporter: verlaagd aantal GLUT4
39
Q

metabool syndroom

A

3 of meer van de 5:
* buikomtrek: man >102 cm, vrouw >88 cm
* hypertensie: >130/85 mmHg
* verhoogd serum glucose: >5.6 mmol/L
* verhoogde triglyceridespiegel: >1.7 mmol/L
* verlaagde HDL-spiegel: man <1.03 mmol/L, vrouw <1.29 mmol/L

40
Q

risico’s metabool syndroom

A
  • 2x zo veel kans HVZ in komende 5-10 jaar
  • 5x zo veel kans op ontwikkelen DM2
  • 1.5x zo veel kans op all-cause mortaliteit
  • verhoogd risico op kanker
41
Q

behandeling metabool syndroom

A

enerzijds risicofactoren behandelen, anderzijds onderliggende oorzaak behandelen