1B3 week 13 Flashcards
Von Willebrand factor
Kan binden aan glycoproteinen op de bloedplaatjes hierdoor worden stoffen afgegeven:
- Tromboxaan
- Serotonine
- Adenosinedifosfaat
Wat doet tromboxaan en ADP?
Vasoconstrictie
Wat doen PGI2 prostaglandines?
Remmen de trombusvorming. Ze binden aan receptoren op de bloedplaatjes, zodat het stolsel niet groter wordt
5 trombocytenaggregatieremmers
- Aspirine (COX remmer)
Remt tromboxaan - Dipyridamol
Remt adhesie bloedplaatjes aan oppervlak - Clopidogrel
Blokkeert adenosinedifosfaat receptor - Abciximab, eptifibatide, tirofiban
Blokkeren glycoproteine IIb/IIIa receptor - Epoprostenol
Natuurlijke prostacycline
COX-remmers
COX-remmers zijn NSAID’s en remmen de vorming van tromboxaan en dus de plaatjesaggregatie
COX-1
Altijd aanwezig (constitutief)
Aspirine remt COX-1 al in lage doseringen
COX-2
Induceerbaar en wordt geactiveerd bij inflammatie door macrofagen, synoviocyten en endotheelcellen
Aspirine remt COX-2 alleen in hoge doseringen
Oorzaken aspirine resistentie
- Genetische aspirine resistentie
- Upregulatie COX-2
- Interactie met andere NSAID’s die de bindingsplaats op COX-1 bezetten
- Diabetes
Clopidogrel
Clopidogrel is een ADP-receptorblokker
Het is een prodrug: het moet eerst worden omgezet door het CYP2C16 enzym in de lever
Welke COX-remmer rem je om een infarct te voorkomen?
COX-1
Anticoagulantia (3)
- Coumarines
- Trombineremmers
- Heparine
Anticoagulantie zijn vit. K antagonisten die de vit. K-afhankelijke synthese van de stollingsfactoren II, VII, IX en X remmen
Fibrino-/trombolytica
tPA achtige stoffen die nodig zijn voor fibrinolyse/trombolyse
- Streptokinase
- Urokinase
- Alteplase
- Reteplase
- Tenecteplase
Behandeling acuut myocardinfarct
- Morfine
- Atropine (muscarine receptor antagonist)
- Trombolytica in combinatie met aspirine en heparine
- Secundaire preventie
Anchoring
Het hechten van te veel waarde aan de eerste informatie die je ziet bij het maken van beslissingen
Availability bias
Van items die makkelijker beschikbaar zijn in het geheugen denken we dat ze vaker voorkomen (makkelijker te onthouden of recent langsgekomen)
Confirmation bias
Bevestigen wat je denkt door het selectief accepteren en negeren van informatie
Conjunction fallacy
De gecombineerde waarschijnlijkheid van iets is vaak lager dan de waarschijnlijkheid van beide gebeurtenissen apart
Representative heuristic
Wanneer je denken wordt gestuurd door een prototype, zodat je het nalaat om mogelijkheden te overwegen die het prototype tegenspreken
PCI (percutane coronaire interventie)
Een vernauwing in een coronair arterie wordt geopend met een ballon en er wordt een stent geplaatst
Oplossing voor restenose
Drug eluting stents geven medicijn af dat zorgt dat gladde spiercellen niet prolifereren waardoor restenose wordt voorkomen
Therapie tijdens PCI
- Als antitrombotische therapie wordt heparine gegeven
- Na de behandeling wordt aspirine gegeven
- Indien een stent wordt dit gecombineerd met een P2Y12 receptor inhibitor
Golden five medicatie na een PCI
- Aspirine
- Ticagrelor/prasugrel (P2Y12 receptor inhibitor)
- Atorvastatine (cholesterolverlager)
- Perindopril (ACE remmer)
- Metoprolol (beta blokker)
ECG bestaat uit
P-top: contractie boezem
QRS-complex: contractie kamers
T-top: repolarisatie ventrikels
Je ziet alleen spieractiviteit en geen elektrische activiteit op ECG
3 mechanisme hartritmestoornissen
- Accelerated automaticity (snellere depolarisaties)
- Triggered activity (trigger voor depolarisatie)
- Re-entry (circulatie van prikkels)
Accelerated automaticity
Ontstaat doordat de depolarisatiedrempel eerder wordt bereikt
Komt vaak voor in de vorm van sinustachycardie
Triggered activity
Worden na depolarisaties opgewekt na de absolute refractaire periode
Re-entry
Er ontstaat een circulatie van prikkels doordat er meerdere routes zijn en ze niet tegelijkertijd in dezelfde richting polariseren
3 oorzaken bradycardieen
- Sinusbradycardie
- AV-geleidingsstoornissen
- Escape rhythms
Sinusbradycardie
Sinusbradycardie: SA-knoop vuurt verlaagd
Sinuspauze/arrest
De hartslag valt stil met een verleng PP-interval dat geen veelvoud is van een normaal PP-interval
Sinusknoop exit blok
De hartslag valt stil, maar is het verlengde PP-interval een veelvoud van een normaal PP-interval
Eerstegraads AV-blok
Het PR-interval duurt wat langer, maar is wel constant
Tweedegraads AV-blok
Er volgt er na een P-top even geen QRS-complex
2 types tweedegraads AV-blok
Type 1: Wenkebach-blok: de geleiding van het AV-blok duurt steeds langer. Het PR interval wordt groter totdat er even helemaal geen QRS-complex volgt
Type 2: Mobitz-blok: dit is een AV-blok wat je niet ziet aankomen, plots volgt er even geen QRS-complex na de P-top
Derdegraads AV-blok
De AV-bundel laat geen prikkels meer door
Er ontstaat een escape ritme
Er ontstaan alleen maar p-toppen
2 typen escape ritme
Junctioneel ritme: dit is een type bradycardie die ontstaat doordat de AV-knoop de functie van de SA-knoop overneemt en nou eenmaal langzamer slaat
Ventriculair ritme: wanneer de SA- en AV-knoop niet meer de ventrikel kunnen activeren, neemt de ventrikel het over
Hooggradig AV-blok
Meer dan één P-top wordt niet gevolgd door een QRS-complex, terwijl er normaal wel relatie is tussen P-top en QRS-complex
Sinus tachycardie
Normaal ECG met versneld ritme > 100bpm
Atriale tachycardie
Een focus in de boezem gaat harder slaan (accelerated automaticity) dan de sinusknoop zelf.
Versneld ritme op ECG dat plots ontstaat
P-top veranderd iets van vorm
Multifocale atriale tachycardie
Elke P-top ziet er anders uit en de hartslag versnelt
Atriumfibrilleren
De AV-knoop wordt continu gebombardeerd door prikkels vanuit het gehele atriale weefsel
Afwezige P-toppen op ECG
Atriumflutter
Op ECG basislijn met de vorm van een zaagtand
Er is een circuit ontstaan in het rechteratrium
SANRT
Sinus-knoop re-entry loop binnen de sinusknoop
ECG lijkt op sinustachycardie
AVNRT
AV-knoop re-entry
AVRT
Macro re-entry tachycardie die circuleert in het gehele harthelft
Mogelijk door slechte scheiding boezem en kamer in embryonale ontwikkeling (dit vormt tweede route voor re-entry, andere route is AV-knoop)
2 typen AVRT
Orthodrome AVRT: heen over de AV-knoop, terug via de extra verbinding
Antidrome AVRT: heen via extra verbinding, terug via de AV-knoop
Ventriculaire tachycardie
Geen relatie meer tussen P-toppen en QRS-complexen
Prikkels ontstaan in het ventriculaire myocard en moet via de hisbundel de rest van de kamer activeren
Fast ventriculaire tachycardie
Bij ventriculaire tachycardie is er een breed en abnormaal QRS-complex
Er zijn geen P-toppen meer te zien
Zeer snelle activatie kamers
Polymorfe ventriculaire tachycardie
Polymorfe VT lijkt op vast VT, maar de amplitudes van de R-toppen vormen een spoelvormig patroon
Ritme ontstaat op meerdere plekken
Ventrikelfibrilleren
Er is geen gecontroleerde ventriculaire contractie en er is geen efficiente cardiac output
Behandeling: defibrilleren
3 groepen oorzaken syncope
- Vasculair
- Obstructief
- Aritmie
WPW-syndroom (Wolff-Parkinson-White)
Voor het QRS complex bevindt zich een deltagolf, deze komt direct na de P-top
Korte P-Q tijd met breed QRS-complex
Ventrikelseptumdeffect
Bestaat uit hele kleine gaatjes tussen linker- en rechterventrikel
Er is sprake van een shunt, een lekstroom van bloed vanuit de grote circulatie naar de kleine circulatie
Links-rechts shunt bij ventrikelseptumdefect (3)
- Open verbinding tussen lichaams- en longcirculatie
- Zuurstofrijk bloed stroom opnieuw door de long
- Volumebelasting voor het hart, de linkerkamer wordt groter
Atriumseptumdefect
Een opening tussen de linker- en rechterboezem (niet goed gesloten foramen ovale)
Open ductus botalli
Een verbinding tussen de truncus pulmonalis en aorta
Atresie
Gesloten klep
Agenesie
Hartklep is niet aangelegd
Tricuspidalis atresie
Het rechterventrikel is niet uitgegroeid
Congenitale aortaklepstenose
De klep gaat niet mooi open
Hoe nauwer de klep, hoe meer drukbelasting voor de linkerkamer
Pulmonalisklepstenose
Hoe nauwer de klep, hoe meer drukbelasting voor de rechterkamer
Mitralisklepinsufficientie
Het teruglekken van bloed vanuit de linkerboezem naar de linkerkamer
Kan leiden tot drukbelasting van de linker ventrikel
Coarctatie van de aorta
Lokale vernauwing in de distale aortaboog
Hypertensie van de bovenste lichaamshelft
Onvoldoende perfusie onderste lichaamshelft
Tetralogie van Fallot (4)
Complex van meerdere afwijkingen
1. Ventrikelseptumdefect
2. Aorta is aangesloten op beide kamers
3. Pulmonalisstenose
4. Verdikte wand rechterkamer
Transpositie van grote vaten
De a. pulmonalis komt uit de linkerhartkamer en de aorta komt uit de rechterhartkamer
Alleen overleving bij foramen ovale / open ductus
Twee gescheiden circulaties
Eisenmenger syndroom
Niet tijdig geopereerd groot ventrikelseptumdefect
Een hoge druk in de longen leidt tot verval van de vaten, er ontstaat een hoge vaatweerstand in de long
De links-rechts shunt wordt bidirectioneel
Hoe ziet het QRS complex van supraventriculairetachycardie eruit?
Smal complex en is meestal goedaardig
Hoe ziet het QRS complex van een ventriculairetachycardie eruit?
Breed complex en meestal kwaadaardig
Atrium fibrilleren
Chaotisch ritme, elke slag op een onverwachts moment
Verdwenen P-toppen
Waarmee is atriumfibrilleren mee verbonden?
CVA: een herseninfarct
in het linkerhartoortje ontstaat een stolsel, dit gaat de circulatie in en kan CVA veroorzaken
Met welke score wordt bepaald of iemand een verhoogd risico heeft op atriumfirbilleren?
CHA2DS-VASc score
Risico vanaf 1 punt (alleen vrouw zijn telt niet) - gebruik bloedverdunners
Met welke score wordt bepaald of iemand hoge kans heeft op bloedingen?
HAS-BLED score
Behandeling atriumfibrilleren rate control (2)
- Medicamenteus
- His bundel ablatie
Behandeling atriumfibrilleren rhythm control (3)
- Medicamenteus
- Electrocardioversie (ECV)
- Ablatie - pulmonaal venen isolatie (PVI)
Sinus rhythm
Verkort P-P interval
Anti-aritmica classe II
Beta-blokkers (op AV-knoop)
Anti-aritmica classe I
Natriumkanaal blokkers (op actiepotentiaal)
Anti-aritmica classe III
gecombineerde werking maar vooral calcium kanaal blokkers (op actiepotentiaal)
Anti-aritmica classe IV
calcium kanaal blokkers (op AV-knoop)
Anti-aritmica classe overig (V)
Adenosine, digoxine
Bij welke klepafwijkingen hoor je een systolische souffle?
Aortaklep stenose en mitralisklep insufficiëntie
Welke afwijkingen kunnen een mitralisklep insufficiëntie veroorzaken?
Afwijkingen aan annulus, chorda, klepbladen, papillairspieren