19/20H Flashcards

1
Q

feochromocytoom

A

verhoogde urine metanefrine en normetanefrine excretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primaire bijnierschorsinsufficiëntie kan worden veroorzaakt door

A

○ autoantistoffen gericht tegen bijnierschorscellen, congenitale bijnierhypoplasie, en tuberculose
○ autoantistoffen gericht tegen bijnierschorscellen, congenitale bijnierhyperplasie en bilaterale bijniermetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vergrote bijnierschors

A

○ Exogene ACTH productie bij tumoren
○ hypofyse adenoom met ACTH productie / bijnieradenoom.
Androgenitaal syndroom / Primaire corticale (pigmented) hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bijwerkingen radioactief jodium bij ZvG

A

○ pijn in de hals
○ verergering van Graves orbitopathie
tijdelijke vergering van de hyperthyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

GRAVES hyperthyreodie aantonen

A

bepalen van TSH, FT4 en TSHr antistoffem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SKH verhoogt aantal futile cycles in skeletspier

A

deze lekken en terugpompen ionen over membraan, ze produceren warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is de tumorcel spoelvormig

A

bij anaplastisch carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

is een amyloïde depositie te verwachten

A

Bij medullair carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lang bestaand struma

A

bloedingen, fibrose en cystevorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

periostaal collageen bevindt zich in de speciale structuren tussen perisot en bot

A

deze structuren het Sharpey fibers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hypofosfatemie

A

vitamine d resistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

concentratie x is altijd verlaagd bij de ziekte van alzheimer

A

acethylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beste manier om verdelingsvolume van een nieuw geneesmiddel te bepalen

A

in bloed meten op verschillende tijdstippen na intraveneuze toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly