19/20 Flashcards

1
Q

prolactinoom

A

produceert te veel prolactine; minder vruchtbaar, remt namelijk de afgifte van gonadotropinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

craniopharyngeoom

A

hypothalame beschadiging door tumor of behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

OPG

A

remt de fusie van pre-osteoclasten zodat er geen actieve osteoclast gevormd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sarcoidose

A

hypercalciemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

alendronaat/denosumab

A

verlagen de kans op heupfracturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ziekte van crohn

A

verhoogt de kans op calciumoxalaatstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overgang naar niet-actieve graves orbitopathie

A

verdwijnen van oedeem en roodheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef twee voorbeelden van ziekteprocessen of situaties waarbij de bijnierschors meer dan 90% verkleind is.

A

infectie, metastase, autoimmuun adrenalitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zwanegrschap; cortisol

A

totaal cortisol neemt toe, vrije fractie blijft gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

t4 foetus

A

t4 is essentieel voor de ontwikkeling voor de hersenontwikkeling van een foetus, die is hierbij voor ene belangrijk deel afhankelijk van t4 van de moeder; maar als de moeder weinig jodium heeft, leidt dat tot laag t4 bij de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PAX8/ppar-γ rearrangement afwijking

A

folliculair schildkliercarcinomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

endemisch

A

betekent dat iets voorkomt in een specifiek gebied of bij een specifieke populatie, zoals endemische struma die veroorzaakt wordt door jodiumtekort in een bepaalde regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Delirium

A

○ aandachtsstoornissen
○ hallicunaties
○ fluctuerend verloop
○ desorientatie
○ angst
○ motorische onrust
○ concentratiestoornissen
acute verwardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5 criteria Fried voor frailty

A

○ gewichtsverlies
○ uitputting
○ verminderde lichamelijke activiteit
○ verminderde loopsnelheid
verminderde handknijpkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verminderde CO

A

contractiliteit van het hart, hartslag, en arteriële vasomotiliteit (constrictie-dilatatie) zijn verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly