176-200 Flashcards

1
Q

Zin 176
Ivan is niet blij met zijn werk.Hij vind zijn werk te…..

A

Ivan is not happy with his work.He finds his work too…….boring.
ANSWER: TE SAAI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zin 177
Iwan wil gezond zijn.Hij drinkt geen…..

A

Ivan wants healthy be.He drinks no…….beer.

ANSWER: BIER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zin 178
Jack koopt tomaten.Hij koopt ook……

A

Jack buys tomatoes.He buys also…….apples.

ANSWER: APPELS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zin 179
Jack wil de muziek niet horen.Hij vindt de muziek……

A

Jack wants the music not hear.He finds the music……too loud.

ANSWER: TE LUID.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zin 180
Jaques is leraar.Hij geeft…..

A

Jaques is teacher.He gives lesson.

ANSWER: LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zin 181
Jada maakt pannenkoeken voor haar familie.Zij doet dat…..

A

Jada makes pancakes for her family.She does that….gladly.

ANSWER:GRAAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zin 182
Jada houdt niet van dansen.Hij vind dansen…….

A

Jada loves not to dance.He finds dancing……. not nice.

ANSWER: NIET LEUK.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zin 183
Jacob zoekt een taxi.Hij wil……

A

Jacob seeks a taxi.He wants…….to the city.

ANSWER: NAAR DE STAD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zin 184
Jamal heeft een nieuwe scooter.Hij kan nu…..

A

Jamal has a new scooter.He can now….to his work.

ANSWER: NAAR ZIJN WERK.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zin 185
Jamal woont in een glatgebouw.Hij wil graag…..

A

Jamal lives in an apartment building.He wants gladly…….a house.

ANSWER: EEN HUIS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zin 186
Jamila maakt kleding.Die kleding is voor….

A

Jamila makes clothing.That clothing is for…….her family.

ANSWER: HAAR FAMILIE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zin 187
Jan heeft zijn arm gebroken.Hij moet nu……..

A

Jan has his arm broken.He must now……..rest.

ANSWER:RUSTEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zin 188
Jan heeft koorts.Zijn moeder geeft hem…..

A

Jan has fever.His Mother gives him…..paracetamol.

ANSWER: PARACETAMOL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zin 189
Janine leert Nederlands.Ze praat met de lerares over…

A

Janine learns Dutch.She talks with the teacher about…..the lesson.

ANSWER: DE LES.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zin 190
Jara is zwanger.Ze krijgt……

A

Jara is pregnant.
She gets…….a child.

ANSWER: EEN KIND.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zin 191
Jasmine gaat naar het ziekenhuis.In het ziekenhuis zijn…..

A

Jasmine goes to the hospital.In the hospital are……specialists.

ANSWER: SPECIALISTEN.

17
Q

Zin 192
Jason gaat graag naar school.Hij kan goed…..

A

Jason goes gladly to school.He can good……learn.

ANSWER: LEREN.

18
Q

Zin 193
Jessie houdt van muziek.Ze speelt graag…….

A

Jessie loves music.She plays gladly…….flute.

ANSWER: FLUIT.

19
Q

Zin 194
Jessie moet langer werken vandaag.Ze mag pas om acht uur…..

A

Jessie must longer work today.She may only at eight o’clock…….to home.

ANSWER: NAAR HUIS.

20
Q

Zin 195
Jie is op de markt.Hij ziet….

A

Jie is at the market.He sees….a friend.

ANSWER: EEN VRIEND.

21
Q

Zin 196
Jim gaat naar het strand.Het is daar…..

A

Jim goes to the beach.It is there…..busy.

ANSWER: DRUK.

22
Q

Zin 197
Jim heeft haast.Hij moet snel naar…..

A

Jim has hurry.He must quick to…….house.

ANSWER: HUIS.

23
Q

Zin 198
Jing maakt de borden schoon.Daarna gaat ze……

A

Jing makes de plates clean.Thereafter goes she…..sleep.

ANSWER: SLAPEN.

24
Q

Zin 199
Joel heeft een vieze keuken.Hij moet…..

A

Joel has a dirty kitchen.He must……clean.

ANSWER: SCHOONMAKEN.

25
Q

Zin 200
Johanna doet suiker in haar koffie.Suiker is…..

A

Johanna does sugar in her Coffee.Sugar is………sweet.
Answer: ZOET.

26
Q

Zin 200.1
Jessy koopt een kaartje.Ze gaat

A

Jessica buys a ticket.She goes…..to a concert.

ANSWER:NAAR EEN CONCERT.

27
Q

Zin 200.2
Jim staat voor de school.Hij wacht op…..

A

Jim stands for the school.He waits for…..his son.

ANSWER: ZIJN ZOON.

28
Q

Zin 200.3
Johan heeft veel boeken.Hij houdt van…..

A

Johan has many books.He loves…..reading.

ANSWER: LEZEN.

29
Q

Zin 200.3
Johan heeft veel boeken.Hij houdt van…..

A

Johan has many books.He loves…..reading.

ANSWER: LEZEN.