151-175 Flashcards
Zin 151
Ik ga morgen brood kopen.Brood koop ik meestal….
I go tomorrow bread buy.Bread buy i mostly……in the supermarket.
ANSWER: IN DE SUPERMARKT.
Zin 152
Ik ga naar de huisarts.Hij geeft mij…..
I go to the GP.He gives me……medicine.
ANSWER: MEDICIJNEN.
Zin 153
Ik ga naar mijn zus.Mijn zus woont……
I go to my sister.My sister lives……..
In Amsterdam.
ANSWER: IN AMSTERDAM.
Zin 154
Ik ga straks naar Hamza.Hij is…….
I go later to Hamza.He is…….my friend.
ANSWER: MIJN VRIEND
Zin 155
Ik ga vaak met de bus.Ik ga dan naar……
I go often with the bus.i go than…….to the city.
ANSWER: DE STAD
Zin 156
Ik heb deze krant gelezen.Wil jij de krant nu……
I have this paper read.Want you the paper now…….read?
ANSWER: LEZEN?
Zin 157
Ik heb een computer met internet.Die gebruik ik…..
I have a computer with internet.That use i……..every day.
ANSWER: ELKE DAG.
Zin 158
Ik heb een nieuwe tafel gekocht.Wil jij mijn oude tafel……
I have a new table bought.Want you my old table……..buy?
ANSWER: KOPEN.
Zin 159
Ik heb geen auto.Een auto is……
I have no car.A car is…….expensive.
Answer: DUUR.
Zin 160
Ik heb soep gemaakt.Wil jij mijn soep……
I have soup made.Want you my soup…..taste?
ANSWER: PROEVEN.
Zin 161
Ik heb wortels gekocht.Ik koop de wortels voor….
I have carrots bought.I buy the carrots….for myself.
ANSWER: VOOR MIJZELF.
Zin 162
Ik houd van tekenen.Ik teken……
I love drawing.I draw…….every day.
ANSWER: ELKE DAG.
Zin 163
Ik lees het nieuws op mijn telefoon.Mijn man leest het nieuws……
I read the news on my phone.My husband reads the news…….also on his phone.
ANSWER: OOK OP ZIJN TELEFOON.
Zin 164
Ik lees vaak.Ik lees graag…..
I read often.I read gladly……a magazine.
ANSWER: EEN TIJDSCHRIFT.
Zin 165
Ik wil zieke mensen helpen.Ik vind dat……
I want sick people help.I find that….good.
ANSWER: GOED.