1.7 Overig Flashcards
1
Q
Wat zijn decongestiva?
A
- voor symptomatische therapie om zwelling bij het slijmvlies weg te nemen
2
Q
Indicatie decongestiva?
A
- sinusitis
- rhinitis
- reversed sneezing
- na een anesthesie: om zwelling van het neusslvl door het langdurige plat liggen te verminderen (vnl paard)
3
Q
Werkingsmechanisme decongestiva?
A
- sympaticomimetica
- activeren alfa-receptoren
- activatie alfa-receptor in luchtwegen = vasoconstrictie, vasoconstrictie, minder doorbloeding. minder doorbloeding, minder uittreden van vocht, met als gevolg meer ruimte in de luchtwegen en minder exsudaatvorming
- afhankelijk van selectiviteit van het sympaticomimeticum meer/minder bijwerkingen
4
Q
Noem voorbeelden van decongestiva
A
- efedrine en pseudoefedrine (non-selectieve adrenoceptor agonisten)
- fenylefrine (alfa-adrenoceptor agonist)
- xylometazoline (lokale toepassing, alfa-adrenaceptor agonist)
5
Q
Wanneer kan pulmonaire hypertensie optreden?
A
- bij verhoogde vaatweerstand in de longen
- multifactoriële pathogenese
6
Q
Wat is sildenafil?
A
- remmer van fosfodiesterase V
- hierdoor minder degradatie van cGMP in gladde spiercellen, zorgt voor voor meer relaxatie van arteriële gladde spiercellen
7
Q
PK sildenafil
A
- orale toediening
- uitgebreide metabolisatie in de lever door CYP450 enzymen
- excretie nieren
- bijwerkingen: systmeische hypotensie
8
Q
Wat is doxapram?
A
= analepticum (= stimulerend middel)
dat zowel centraal het ademhalingscentrum stimuleert, als ook perifeer de gevoeligheid van chemoreceptoren vergroot
9
Q
Indicatie doxapram
A
stimuleren van (het op gang komen van) de ademhaling bij pasgeborenen - IV toediening
10
Q
Wat is exogeen surfactant?
A
Wordt direct in de luchtwegen gebracht van neonaten (veulens, kalveren) die prematuur geboren worden en respiratoire problemen hebben, mogelijk door te weinig endogene surfactant productie
11
Q
Voorbeelden exogeen surfactant
A
- beractant
- calfactant