14: de bronnen van de verbintenis Flashcards
wat is de uiteindelijke bron van een verbintenis?
de wet, ex art. 6:1 BW
wat is een andere naam voor verbintenisscheppende overeenkomst ex art. 6: 213 BW?
obligatoire overeenkomst
noem 3 voorbeelden van overeenkomsten die een ander rechtsgevolg hebben dan een verbintenis
bevrijdende overeenkomst (afstand 6:160 lid 1 BW), familierechtelijke overeenkomst van huwelijkssluiting, bewijsovereenkomst
wat is een rechtsfeit
een feit waaraan het objectieve recht (de rechtsregel) een rechtsgevolg koppelt
noem een voorbeeld van een rechtsfeit
het sluiten van een overeenkomst, aan het sluiten van de ovk koppelt het objectieve recht (art. 6:213 jo. 6:1 BW) een rechtsgevolg (het ontstaan van een verbintenis en daarmee een subjectief recht zoals een vorderingsrecht)
wat is de verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg
oorzaak - gevolg: de rechtsregel maakt de bepaalde gebeurtenis tot rechtsfeit waardoor er een rechtsgevolg tot stand komt
wat is een rechtshandeling
een handeling die gericht is op het tot stand brengen van een rechtsgevolg
is een rechtshandeling een rechtsfeit
ja, de rechtshandeling is een belangrijke subgroep van de categorie rechtsfeiten
waar vindt je de algemene regeling van de rechtshandeling
titel 3.2 BW
geeft het BW een definitie voor rechtshandeling
nee, maar art. 3:33 BW geeft wel de vereisten: een op een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard
wat is het verschil tussen een rechtshandeling en een gewone handeling
een rechtshandeling is gericht op een beoogd rechtsgevolg, gewone handelingen zijn niet gericht op het tot stand komen van een rechtsgevolg
wat is een meerzijdige rechtshandeling?
voor de totstandkoming van de rechtshandeling moeten ten minste 2 personen samenwerken
noem een voorbeeld van een meerzijdige rechtshandeling
de overeenkomst
wat is een eenzijdige rechtshandeling
een rechtshandeling die door 1 persoon tot stand wordt gebracht
noem een voorbeeld van een eenzijdige rechtshandeling
het maken van een testament, art. 4:42 BW
welke 2 soorten eenzijdige rechtshandelingen zijn er
gerichte en ongerichte eenzijdige rechtshandelingen
waarom kunnen meerzijdige rechtshandelingen niet ongericht zijn
de aard van de meerzijdige rechtshandeling brengt mee dat zij wordt verricht tussen bepaalde personen
wat is een ongerichte eenzijdige rechtshandeling
een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een bepaald persoon of bepaalde personen is gericht + omdat ze tot niemand gericht is hoeft ze voor haar geldigheid niet aan een of meerdere personen ter kennis zijn gebracht
wat is een gerichte eenzijdige rechtshandeling
een eenzijdige rechtshandeling die tot een of meerdere personen is gericht + deze persoon of personen moeten ter kennis worden gebracht om geldig te zijn
noem een voorbeeld van een ongerichte eenzijdige rechtshandeling
maken van een testament, art. 4:42 BW
noem een voorbeeld van een gerichte eenzijdige rechtshandeling
ontslagneming, huuropzegging door huurder
wat is het gevolg van een ongerichte eenzijdige rechtshandeling die door een handelingsonbekwame is verricht
nietig = mist van begin af aan rechtsgevolg
wat is het gevolg van een gerichte eenzijdige rechtshandeling door een handelingsonbekwame
vernietigbaarheid = de rechtshandeling is geldig maar kan worden vernietigd door een verklaring uit te brengen aan de persoon tot wie de rechtshandeling gericht is
wat is een wederkerige overeenkomst
ex art. 6:261 BW: partijen nemen over en weer verplichtingen op zich met het oog op de verkrijging van de prestatie van de ander
wat is een eenzijdige overeenkomst
slechts een van de partijen neemt een verbintenis op zich, de andere partij neemt geen verplichting op zich
noem een voorbeeld van een eenzijdige overeenkomst
de schenkingsovereenkomst, ex art. 7: 175 BW
wat is een rechtshandeling om baat
als er tegenover het verrichten van de rechtshandeling een voordeel -een bate- staat
wat is een rechtshandeling om niet
als er tegenover het verrichten van de rechtshandeling geen bate staat
noem een grote groep van overeenkomsten die altijd rechtshandelingen om niet zijn
eenzijdige overeenkomsten
is een overeenkomst om niet altijd een eenzijdige overeenkomst
nee, een wederkerige overeenkomst kan een overeenkomst om niet zijn. bijvoorbeeld een verbruikleenovereenkomst waarbij geen vergoeding is bedongen
kan een eenzijdige rechtshandeling om baat zijn
ja, bijvoorbeeld een huuropzegging door een huurder die van de verhuurder een vergoeding van de verhuiskosten heeft bedongen
is de onrechtmatige daad een rechtsfeit en rechtshandeling
art. 6:162 BW: het is een rechtsfeit, de wet koppelt de verplichting tot betaling schadevergoeding (rechtsgevolg) aan het plegen van een onrechtmatige daad.
het is geen rechtshandeling want voor het intreden van het rechtsgevolg is het niet vereist dat de pleger het rechtsgevolg beoogd
wat is een rechtmatige daad
titel 6.4 BW: verbintenisscheppende feiten die geen overeenkomsten zijn en ook geen onrechtmatige daden + verbintenis ontstaat onafhankelijk van op rechtsgevolg gerichte wil
noem de rechtmatige daden
art. 6:203 BW: onverschuldigde betaling
art. 6:198 BW: zaakwaarneming
art. 6:212 BW: ongerechtvaardigde verrijking
zijn rechtmatige daden rechtsfeiten en rechtshandelingen
wel rechtsfeiten, geen rechtshandeling omdat intreden rechtsgevolg onafhankelijk is van een daarop gerichte wil
wat is een bloot rechtsfeit
een feit die niet uit een gedraging van personen bestaat waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg verbindt
noem 3 voorbeelden van een bloot rechtsfeit
door bereiken van de 18-jarige leeftijd geen minderjarigheid meer art. 1:233 BW, het overlijden van een persoon, het zijn van buren voor het ladderrecht art. 5:56 BW
op welke 3 manieren kan een uit de wet voortvloeien (6:1 BW) dat een bepaald feit een verbintenis doet ontstaan
1: de wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen (aangewezen als groep -ovk en od- of afzonderlijk -de rechtmatige daden: onverschuldigde betaling, zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking-)
2: de wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van verbintenissen
3: de wet wijst geen directe bron aan, door het feit bestaat toch een verbintenis omdat dit past binnen het stelsel van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen