1.3 darwins theorie van evolutie Flashcards

1
Q

Wat is artificiele selectie?

A

Dan wordt door mensen gekozen welke eigenschappen van dieren of planten worden gecombineerd

(zoals bij bepaalde honden soorten het geval is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is natuurlijke selectie?

A

Dan zorgt de omgeving dat er bepaalde eigenschappen overblijven die gaan kruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kijken biologen aan tegen natuurlijke selectie?

A

Het is het meest cruciale aspect in evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de term survival of the fittest?

A

De gene die overleven tot ze kunnen reproduceren hebben vaak betere eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Van wie heeft darwin de term survival of the fittest overgenomen?

A

Spencer en wallace

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt fittness gezien door evolutionaire psychologen?

A

Hoe succesvol iemand is om te reproduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de gameten?

A

De mannelijke en vrouwelijke geslachts cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 bevindingen kwamen uit het werk van mendel?

A

Genen werken niet alleen,

Een gen dat iemand heeft en hoe het uit is een complex proces.

Erfelijkheid is in deeltjes (particulate) en niet door blenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is genotype?

A

De complete set genen die iemand heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is phenotype?

A

De fysieke structuur die iemand heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een domminant allele?

A

Een enkle copie van dat gen is voldoende om het tot uiting te laten brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een recessive allelle?

A

Dan zijn er 2 identieke allelelen nodig om de eigenschap tot uiting te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is homozygous?

A

Dan zijn beide allele gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hetrozygous?

A

Dan zijn beide allelelen verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk probleem loste mendel op door aan te geven dat eigenschappen ut 2 genen bestaan?

A

Ze konden daarvoor niet verklaren dat er eigenschappen werden overgeslagen, een generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is particulate?

A

Dat genen in delen werken (mendel) en niet blenden zoals darwin stelde

17
Q

Wat is de moderne termonologie van particulate?

A

Inheritance

18
Q

Wat is mendels eerste wet, seggregratie?

A

Dat alleen de helft van een paar genen wordt overgedragen

19
Q

Wat is interdependent assortment, mendels tweede wet?

A

Fenotype van de ouders, komen niet persee tot uiting bij de kinderen

20
Q

Wat is de punnet square?

A

Een systematische weergave van een genotype met bijbehorende fenotype, 3:1 verhouding

21
Q

Welke kantekening moet gemaakt worden bij mendel?

A

Hij heeft nooit een gen gezien, maar toch een belangrijke wet gemaakt

22
Q

Welke beperkingen hadden de ontdekkingen van mendel?

A

Er zijn uitzonderingen op hoe zijn genetica werkt, en mendel had geen idee hoe een gen eruit zou zien