1.3 darwin en mendel deel 2 Flashcards

1
Q

Wanneer werd ontdekt dat genen zich in de celkernen bevinden?

A

In de 1930

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn autosomale chromosomen?

A

De 22 niet seks gebonden chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verschillen chromosomen met honden en planten?

A

Honden hebben er 78 en planten meer dan 250

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een locus?

A

Een specifieke plek van en eigenschap op een chromosoom paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een allele?

A

Een specifieke plek binnen de locus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een haploid cel?

A

Een cel die de helft van de hoeveelheid chromosomen bevat (meiosis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een biploid cel?

A

Dan heeft een cel alle chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het proces crossing over?

A

Genen kunnen op andere plekken ontstaan van een chromosoon tijdens het proces van celdeling (gameten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is recombination?

A

Dan zijn de genen van positie gewisseld op het chromossom en overgedragen naar de nakeomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaald de kans dat een eigenschap wordt overgedragen?

A

Als de genen dichter bij elkaar liggen (loci) op het chromosoon is de kans groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt tegenwoordig gekeken naar dat eigenschappen worden overgedragen als ze dichter bij elkaar op het chromosoom liggen?

A

Eigenschappen worden samengesteld van genen, van verschillende plekken van een chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen losse genen in mensen muteren?

A

Als de chemische structuur wordt veranderd, door bijvoorbeeld radiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houd in dat vele gen mutaties neutraal zijn?

A

Dat het geen effect heeft op het fenotype.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 manieren uit de genetica worden genoemd die een effect hebben op variatie door natuurlijke selectie?

A

De variatie door mendel, hercombineren (gen wisseld van plek) en gen mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houd pleiotropie in?

A

Dezelfde genen kunnen een verschillende fenotype hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is polygenetic?

A

Dat een eigenschap uit meerdere genen kan bestaan

17
Q

Wat is een moderator gen?

A

Dit zorgt ervoor dat een bepaalde gen een ander fenotype kan krijgen

18
Q

Wat is een homonin?

A

Een eerste mens achtig wezen dat een voorouder kan zijn

19
Q

Wat is bipedalisme?

A

Dat een wezen op 2 benen loopt

20
Q

Wat is de foramen magnum?

A

Het gat in de schedel waar het ruggemerg door gaat

21
Q

Wat is een Sahelanthropus?

A

Een wezen dat als verste voorouder wordt aangemerkt van de mens en liep op 2 benen

22
Q

Wat is een Ardipithecus?

A

Een fossiel dat afstamt van de sahelanthropus

23
Q

Wat is een Australopithecus?

A

Een 3e generatie van de hominin (voorouder van de mens)

24
Q

Wanneer wordt gedacht dat een formatie van een soort ontstaat?

A

Als het langere tijd geografische geïsoleerd is , en naar een aantal generaties anders wordt dan de voorouders