1.2 Flashcards
alleen frans-nederlands
1
Q
le lecteur
A
de lezer
2
Q
la fois
A
de keer
3
Q
avoir de la chance
A
geluk hebben
4
Q
faire de la plongée sous-marine
A
diepzeeduiken
5
Q
le coup de foudre
A
liefde op het eerste gezicht
6
Q
le pluie
A
de regen
7
Q
le volcan
A
de vulkaan
8
Q
obligatoire
A
verplicht
9
Q
l’esclave
A
de slaaf
10
Q
l’époque
A
het tijdperk
11
Q
l’histoire
A
de geschidenis, het verhaal
12
Q
la pollution
A
het vervuiling
13
Q
le sol
A
de grond, de bodem
14
Q
pousser
A
groeien
15
Q
peut-être
A
misschien