1.1 tm 1.6 Flashcards

1
Q

Wat is Initiële vraag

A

Eerste aanschaf van het product.
Een nieuwe klant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de vervangende vraag?

A

Als er een nieuw exemplaar moet komen ter vervanging van een oud exemplaar (als er wat stuk is bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de herhalingsvraag?

A

Het opnieuw kopen van verbruiksgoederen (zoals bijvoorbeeld boodschappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de additionele vraag?

A

Elke extra aankoop van een product.
(To add)

Bijvoorbeeld een 2e auto of een 2e voetbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de uitbreindingsvraag?

A

Initiële vraag - additionele vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de marktpotentie?

A

Het deel van de markt dat interesse heeft en het product misschien gaat kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je de potentiële vraag?

A

Marktpotentie - effectieve vraag

Mensen die wel interesse hebben, maar nog niet het product hebben aangeschaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de effectieve vraag?

A

De mensen die het product daadwerkelijk hebben gekocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je het marktaandeel?

A

Afzet - omzet : 100

Omzet - afzet : 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het relatief marktaandeel?

A

Je marktaandeel ten opzichte van je grootste concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

EXAMENVRAAG!

Wat is een voorbeeld van een relatief marktaandeel?

A

A. Een makelaar verkoopt de helft minder huizen dan zijn grootste concurrent

B. Een makelaar verkoopt een kwart van de huizen die in een jaar verkocht zijn

C. Een makelaar verkoop een vijfde meer huizen door de economische groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is volkomen concurrentie

A

Heel veel aanbieders.

Homogeen product

Geen invloed op de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is monopolistische concurrentie?

A

Veel aanbieders

Heterogeen product

Weinig/klein beetje invloed op de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een Oligopolie

A

Weinig aanbieders

Kan zowel homogeen als heterogeen product zijn

Veel invloed op de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een monopolie?

A

Er is maar 1 aanbieder

Homogeen product

Maximale invloed op de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is consumenten marketing?

A

B2c

17
Q

Business to business marketing

A

B2b

18
Q

Duale marketing

A

Zowel b2b als b2c

19
Q

Wat is dienstenmarketing?

A

Marketing van dienstverleners zoals bijvoorbeeld banken en verzekeraars of fysiotherapie

20
Q

Detaillistenmarketing

A

Marketing van fabrikant naar specifiek groothandels en detailhandels

21
Q

Examenvraag!

Een centrum voor dagbehandeling biedt fysiotherapie voor ouderen aan

Van welke marketingvorm is hier sprake?

A

A. Business to business marketing

B. Consumentenmarketing

C. Dienstenmarketing

D. Handelsmarketing

22
Q

Examenvraag!
Wat is de juiste omschrijving van de volgende marketing vormen?

A
  1. Een frisdrankfabrikant zendt een tv-reclame uit om nieuw product te promoten
  2. Een groothandelaar in speelgoed stuurt een nieuwsbrief aan speelgoedwinkels
  3. Een producent van wasmachines biedt producdemonstraties aan voor elektronicawinkels

A. Business to business marketing

B. Consumenten marketing

C. Detailhandelsmarketing

23
Q

Benoem de 8 fases van het marktonderzoekproces.

A

Fase 1: Probleemstelling
Fase 2: Informatiebehoefte
Fase 3: Beschikbare informatie
Fase 4: Verzamelwijze
Fase 5: Onderzoeksmethode
Fase 6: Verzamelen en verwerken
Fase 7: Analyseren en interpreteren
Fase 8: Rapporteren

(Fase 9: Feedback) Hoeft niet persee onthouden te worden

24
Q

Examenvraag!

1 van de fases in het marktonderzoekproces is het analyseren en interpreteren van gegevens.

Wat is de volgende fase in het marktonderzoeksproces?

A

A. Presentatie en evaluatie

B. Probleemanalyse

C. Rapportage

D. Verzamelen van gegevens

25
Q

Examenvraag!

Wat is de volgorde van de fasen van het marktonderzoekproces?
Noteer de fasen in chronologische volgorde.

A

A. Analyse en interpretatie van gegevens

B. Opstellen onderzoeksplan

C. Presentatie evaluatie

D. Probleemanalyse

E. Rapportage

F. Verzamelen van gegevens

26
Q

Wat zijn primaire gegevens?

A

Nieuw verzamelde gegevens

27
Q

Wat zijn secundaire gegevens?

A

Al bestaande gegevens

28
Q

Wat is deskresearch?

A

Bureauonderzoek, bestaande gegevens onderzoeken

29
Q

Wat is fieldresearsch?

A

Veldonderzoek, op zoek naar nieuwe informatie

30
Q

Wat is kwantitatief onderzoek?

A

Onderbouwing door aantallen, feiten: structuur

31
Q

Wat is kwalitatief onderzoek?

A

Op zoek naar meningen, half gestructureerd

32
Q

Vraag:
Wat is waar?

A. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek zijn beide methoden om primaire gegevens te verzamelen. Dit valt onder fieldresearch

B. Je kunt deskresearch en fieldresearch uitvoeren om secundaire gegevens te vinden

A

Antwoord A is juist

33
Q

Examenvraag!
Wat is een kenmerk van kwantitatief onderzoek?

A. Gegevens die cijfermatig inzicht geven

B. Gegevens uit interne bronnen

C. Gegevens verzameld uit deskresearch

A

Antwoord A is juist

34
Q

Examenvraag!
Wat is een kenmerk van fieldresearch

A. Gegevens verzameling is relatief goedkoop

B. Gegevensverzameling is snel uitvoerbaar

C. Gegevensverzameling levert primaire data op

A

Antwoord C is juist

35
Q

Geef antwoord, meer enquête of meer interview?

Open vragen:
Telefonisch:
Vaste vragenlijst:
Schriftelijk:
Gesloten vragen:
Op zoek naar meningen:
Face to face:
Op zoek naar feiten:
Anoniem:
Mondeling:

A

Open vragen: Interview
Telefonisch: Enquête en soms ook interview
Vaste vragenlijst: enquête
Schriftelijk: Enquête
Gesloten vragen: enquête
Op zoek naar meningen: interview
Face to face: In elk geval interview, kan ook bij enquête
Op zoek naar feiten: Enquête
Anoniem: Enquête wel, interview eigenlijk onmogelijk
Mondeling: interview vrijwel altijd, enquête kan ook

36
Q

Examenvraag!
Welk type enquête is het meest betrouwbaar en heeft de hoogste respons?

A. Digitale enquête

B. Face to face enquête

C. Telefonische enquête

A

Antwoord B is juist

37
Q

Examenvraag!
Welk kenmerk hoort bij een gestructureerd interview?

A. Biedt veel ruimte om door te vragen

B. De volgorde van vragen kan worden aangepast

C. De vragen liggen vooraf al vast

A

Antwoord C is juist