10.3 Welvaart en cultuur Flashcards

1
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 10.3 Welvaart en cultuur?

A

De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren 1960 aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer was de eerste Nederlandse televisie uitzending?

A

2 oktober 1951

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom had de Nederlandse regering de komst van de televisie een paar jaar uitgesteld?

A

Minister-president Drees was bang dat televisie de mensen zou verleiden tot het kopen van nutteloze luxeartikelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer hadden bijna alle Nederlandse huishoudens een televisie?

A

In 1970.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kregen de meeste West-Europese huishoudens in de jaren 1955-1973? Noem 5 dingen.

A

Een koelkast, stofzuiger, douche, wasmachine en een auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurde er nadat werknemers een doorbetaalde vakantie kregen van twee a drie weken?

A

Daardoor nam het toerisme massale vormen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De consumptie van genot middelen steeg ook sensationeel leg uit wat de verandering is van 1950 naar 1970?

A

In 1950 werd ieder pondje boter nog afgewogen bij de kruidenier en in 1970 lag voedsel in grote hoeveelheden voor het grijpen in de supermarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kwam de supermarkt vandaan net als veel andere welvaartsverschijnselen?

A

Uit de VS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden de jaren 1948-1973 in West-Europa ook wel genoemd?

A

De gouden jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor groeiden de West-Europese economie?

A

Door sterke loonstijgingen waardoor ook in Nederland meer dan ooit een consumptiemaatschappij ontstond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom kwam er in 1973 een abrupt einde aan de economische groei? Noem 3 dingen.

A

Er ontstond voor het eerst sinds de jaren 30 massale werkloosheid. De textiel industrie verdween naar lage loon landen. Automatisering zorgden voor arbeider die ontslagen werden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar maakte de industriële samenleving voor plaats?

En leg uit waarom.

A

Voor een postindustriële samenleving waarin de dienstensector de grootste economische sector is. Industrie arbeiders vormen een steeds kleiner dee van de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vond er vanaf 1985 weer plaats?

A

Economische groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom was er vooral economische groei in de jaren 1995-2001?

A

Omdat toen mobiele telefonie en internet doorbraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat ontstond er toen mobiele telefonie en internet doorbrak? En wat had dat als gevolg?

A

De informatie maatschappij. Dat informatie en communicatie technologie (ICT) essentieel werden in de economie en het dagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer werd het mobieltje vervangen door de smartphone?

A

In 2007.

17
Q

Waarom verloor Churchill in 1945 de britse parlements verkiezingen?

A

Omdat er een sterk verlangen was om voor altijd een einde te maken aan sociale misstanden armoede en werkloosheid. Waardoor de labour party won die de verzorgingsstaat wou opbouwen.

18
Q

Wat is de christendemocratie?

A

Politiek-maatschappelijk stroming gebaseerd op christelijke normen en waarden.

19
Q

Wat wilden de sociaaldemocraten?

A

Ze vonden dat de overheid volgens een plan leiding moest geven aan de economie en dat een uitgebreide verzorgingsstaat moest worden opgebouwd.

20
Q

Waar zorgde de verzorgingsstaat voor?

A

Werkgelegenheid, rechtvaardige inkomensverdeling en een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid en sociale voorzieningen.

21
Q

Wat is individualisering?

A

Als mensen persoonlijke onafhankelijkheid steeds belangrijker vinden.

22
Q

Waardoor kwam er individualisering?

A

Omdat er na 1960 nieuwe buitenwijken ontstonden met minder sociale binding.

23
Q

Wat waren veranderingen in de jaren 1960? Noem er 4.

A

De invloed van de kerk nam af. De introductie van de anti conceptie pil. Scheiden werd makkelijker en seks hoorde niet meer alleen in een huwelijk plaats te vinden.

24
Q

Wat werd in de jaren 60 genormaliseerd?

A

Ongehuwd samenwonen.

25
Q

Wanneer stelde in Nederland als eerste land het homohuwelijk in?

A

In 2001.

26
Q

Wat waren de redenen dat het huishouden in de jaren 1960 minder tijdrovend was? Noem 2 voorbeelden.

A

Door huishoudelijke apparaten en doordat het kindertal daalden.

27
Q

Wanneer kwam de tweede feministische golf?

A

In de jaren 1970.

28
Q

Wat wilden vrouwen in de 2de feministische golf?

Noem 3 voorbeelden.

A

Gelijke kansen op de arbeidsmarkt en gelijke verdeling van huishoudelijke taken en zorg van kinderen.

29
Q

Wat is een pluriforme samenleving?

A

Samenleving waarin mensen wonen met verschillende normen, waarden en leefstijlen.

30
Q

Wanneer onstond er een pluriforme samenleving in Nederland?

A

In de jaren 1960.

31
Q

Wat voor grondwetswijziging kwam er in Nederland in 1983? Noem 3 voorbeelden.

A

Een verbod op discriminatie artikel 1. De vrijheid van meningsuiting en sociale grondrechten.

32
Q

Wat zijn sociale grondrechten? En noem hier 2 voorbeelden bij.

A

Grondrechten die het welzijn van burgers bevorderen. Zoals het recht op woongelegenheid en gezondheidszorg.

33
Q

Hoe heet de geboorte golf die na 1945 kwam?

A

De babyboom.

34
Q

A Waarom bestond er voor 1957 ‘jongeren’ nog niet als aparte groep? B En waarom daarna niet meer?

A

A Omdat de meeste europeanen na hun 14de van school gingen dan droegen ze een groot deel van hun geld als kost geld voor hun ouders, tot ze trouwden.

B Omdat ze meer geld overhielden dankzij de loonstijgingen.

35
Q

Waar gaf de moderne jeugd geld aan uit? Noem 3 dingen.

A

Popmuziek, grammofoonplaten en een transistorradio.

36
Q

waardoor ontwikkelde de jongeren cultuur zich nog meer?

A

Door de groei van het onderwijs en dat zij steeds langer onderwijs hadden.

37
Q

Waardoor onderscheidden de generatie van de babyboomers zich het meest? En leg uit wat voorheen vooral werd gedaan.

A

Tot de jaren 1960 gold het gezag van de ouderen. De babyboomers vormden een protestgeneratie die zich afzette tegen de gevestigde orde die in hun ogen saai, autoritair en schijnheilig was.

38
Q

Wat is de protestgeneratie?

A

Jongeren die zich in de jaren 1960 verzetten tegen de gevestigde orde.