1 - Eiwitstructuur en enzymwerking Flashcards
Wat zijn 2 voorbeelden van een secundaire structuur?
- Alfa-helix en bèta-strand
- H-bruggen tussen peptidebindingen
Wat zorgt voor vouwing van eiwitten die plaats vindt tijdens het vormen van het eiwit?
Hydrofobe krachten
Wat zijn 3 eigenschappen van enzymen?
- Verlagen de activeringsenergie
- Brengen reacties sneller naar een evenwicht
- Substraat specifiek
Hoe wordt de activeringsenergie verlaagd?
Door het binden van glucose als substraat aan een actieve plek van hexokinase en het enzym past zich dan aan om het glucose beter vast te kunnen houden.
Hoe noemen we het wanneer een enzym zich aanpast om het glucose beter vast te kunnen houden bij een verlaging van de activeringsenergie?
Induced fit
Wat houdt de eerste orde reactie in?
De snelheid van de reactie neemt recht evenredig toe met de hoeveelheid substraat.
Wat houdt de nulde orde reactie in?
De snelheid van de reactie is stabiel ondanks de hoeveelheid substraat.
Wat is de beperkende factor bij de nulde orde reactie?
De hoeveelheid enzym
Wat is de beperkende factor bij de eerste orde reactie?
De substraatconcentratie
In welke vorm is een enzym aanwezig als het in de T-vorm aanwezig is?
Inactief
In welke vorm is een enzym aanwezig als het in de R-vorm aanwezig is?
Actief
Waarvan is sprake als er een vormverandering plaats vindt van T naar R?
- Toename van de hoeveelheid substraat
- Niet co-valente binding van een activator molecuul
Waarvan is sprake als er een vormverandering plaats vindt van R naar T?
- Afname hoeveelheid substraat
- Niet-covalente binding van een remmer molecuul
- Afname van hoeveelheid activator
Hoe kan de reactiesnelheid verhoogd worden?
- Meer substraat aanleveren
- Meer enzym synthetiseren
- Aanwezig enzym veranderen naar actieve(re) vorm