Zuren & Basen Flashcards

1
Q

Wat kun je zeggen over de PH-schaal en de waarden in relatie tot zuurgraad?

A

De PH-schaal loopt van 0 - 14. Hoe hoger de PH-waarde, hoe basischer de oplossing. Hoe lager de PH-waarden, hoe zuurder.

Maar ook: Hoe hoger de concentratie H+-ionen, hoe lager de zuurgraad en dus de PH-waarde.

(Hoge zuurgraad = hoge PH-waarde = basisch ipv zuur…!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerkende eigenschappen van een zure oplossing?

A
  • Zure oplossingen kunnen elektrische stroom geleiden, dus moeten ze losse ionen bevatten;
  • Zure oplossingen bevatten altijd H+-ionen. In de scheikunde wordt ofwel van H+, ofwel van H3O+ gesproken, wat beide hetzelfde inhoudt.
  • Een zuur is een deeltje dat een H+-ion kan afstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem achtereenvolgens de formules van
- waterstoffluoride
- waterstofchloride
- waterstofbromide
- oxaalzuur
- azijnzuur

A

Waterstoffluoride = HF(g)
Waterstofchloride = HCl (g)
Waterstofbromide = HBr (g)
Oxaalzuur = H2C2O4 (s)
Azijnzuur = CH3COOH(l)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sterke en zwakke zuren

A

11.4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basen

A

11.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sterke en zwakke basen

A

11.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zuur-basereactie

A

11.6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pH-waarden berekenen

A

11.9-11.10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak zuur?

A

Bij het oplossen van een sterk zuur ioniseren álle zure deeltjes in een aflopende reactie.
vb: HCl (g) –> H+ (aq) + Cl- (aq)

Bij het oplossen van een zwak zuur ioniseren maar weinig zure deeltjes in een evenwichtsreactie.
vb: HF (g) <==> H+ (aq) + F- (aq) = HF (aq)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly