zorgen aan het hart- en bloedvatenstelsel Flashcards

1
Q

ander woord steunkousen

A

= compressiekousen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aandachtspunten steunkousen:

A
  • Enkel op voorschrift
  • Aantrekken voor zv het bed verlaat
  • Geen rimpels
  • Observeer onderste ledematen aandachtig
  • Gedragen van het opstaan tot het bij het slapengaan
  • Zeer duur (geen scherpe nagels= gaten is kousen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

normale polsslag

A

= 60 -80 sl/ min in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De systolische bloeddrukwaarde

A

= de bloeddruk in de slagaders teweeggebracht als het hart samentrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De diastolische bloeddrukwaarde

A

= de bloeddruk in de slagaders wanneer het hart zich ontspant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe word bloeddruk uitgedrukt

A

= mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normale bloeddrukwaarden

A

=120 en 80 mmHg (systolische)
= 60 en 80 mmHg (diastolisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

factoren die de bloeddruk beïnvloeden (5)

A
  • leeftijd
  • geslacht
  • Overmatig zout , alcoholgebruik, stress en roken
  • gewicht
  • situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bloedruk (leeftijd)

A

Gevaar ontwikkelen van artiële hypertensie neemt toe met leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bloeddruk (geslacht)

A

Artiële hypertensie treft vooral bij:
- mannen boven 60 jaar
- Vrouwen in menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bloeddruk (Overmatig zout , alcoholgebruik, stress en roken )

A

factoren die hypertensie bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bloeddruk (gewicht)

A

Overgewicht is sterk geassocieerd met hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bloeddruk (situatie)

A
  • Inspanningen
  • Psychologische toestanden
  • Geneesmiddelen
    kunnen invloed hebben op bloeddruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypertensie

A

= te hoge bloeddruk
 Hoger dan 140/90 mmHg
Veranderlijke aandoening beseft meestal bedreiging niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevaren hypertensie

A
  • Hartinfarct
  • CVA (hersenbloeding of trombose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypotensie

A

= te lage bloeddruk (of geen absolute waarde te geven )
 Onder 90/ 60 mmHg liggen

17
Q

bloeddrukval:(ander woord)

A

Orthostatische hypotensie

18
Q

Orthostatische hypotensie betekenis

A

= te lage pols bij rechtstaan (bloeddrukval)
 Komt vooral voor bij oudere mensen
 Kan tot bewusteloosheid lijden

19
Q

Geprovoceerde hypotensie:

A

= kunstmatig (door middel van geneesmiddel) verlagen van de bloeddruk
 Om een operatieve ingreep te laten verlopen

20
Q

bloeddrukmeter (aandachtspunten)

A
  • Zv moet neerzitten
  • Arm op tafel steunen
  • Benen mogen niet gekruist zijn
  • Niet praten en bewegen