ontstaan, voorkomen en behandelen van decubitus Flashcards

1
Q

decubitus ander woord

A

bedzweren/ doorligwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

decubitus

A

 Ernstige aandoening die vooral voorkomt bij personen met beperkte mobiliteit
 Letsel aan de huid en onderliggende weefsel veroorzaakt door druk- en/ of schuifkrachten
 Meestal te hoogte van lichaamsdelen die over botten liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar decubitus

A
  • enkels
  • stuit
  • heupen
  • hielen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaak decubitus

A
  • Druk
     Verminderde bloedcirculatie
     Verminderde aanvoer van zuurstof of voedingsstoffen
  • Schuifkrachten
  • Vochtigheid
     Maakt huis kwetsbaarder en weker
     Eer kan op beschadiging
  • Voeding
     Slecht voeding = minder sterke huis
     Groter risico op beschadiging
  • Leeftijd
     Hoge leeftijd
     Jonge leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

graad 1

A

= niet wegdrukbare roodheid
 Rode plek die niet meer wit wordt na uitoefenen druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behandeling graad 1

A

druk wegnemen op die plek
regelmatig wisselen van houding
= wisselhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

graad 2

A

oppervlakkige wonde of blaar
 Huid is geschonden
 Ontvelling of blaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

behandeling graad 2

A

 Reinigen van wonde en afdekken
 Vochtregulerende verbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

graad 3

A

schade aan huid of necrose van de onderhuidse weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling graad 3

A

 Grondig debridement
= wegnemen van kapotte huid en etter
 Eventuele infectie behandelen
 Gespecialiseerde wondverbanden
 Negatieve druktherapie VAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

negatieve druktherapie =VAC

A

 Negatieve druk in wonde, via sponsverband dat met slangetje is verbonden aan vacuümpomp zuigen het teveel aan vocht af
graad 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

graad 4

A

zeer diepe wonde met uitgebreide schade van spieren, bot en/of ondersteunde structuren
 Soms ook afgestorven weefsel zichtbaar
= necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling graad 4

A

 Chirurgie
 Infectiecontrole
 Lange revalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

primaire preventie decubitus

A

wisselhouding
–> regelmatige drukveranderingen
–> Gebruik ban druk verdelende hulpmiddelen
–> goede hygiëne
–> goede vochtregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeelden druk verdelende middelen

A
  • Matrassen
  • Kussens
  • Zwevende hielen
  • Positioneringskussens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe primaire preventie

A

 Huid goed drogen
 Vocht inbrengende crèmes
(droge huid = kwetsbare huid)
 Inco tijdig wisselen
 Natte kledij vervangen
= zorgen voor een droge onderlaag

  • Voedingsondersteuning
    = eiwitrijke voeding
     Helpt de huid herstellen
17
Q

secundaire preventie

A

=focus op opsporen en behandelen van huid veranderingen

18
Q

hoe secundaire preventie

A

 Regelmatige controle van drukpunten
 Snelle interventie bij roodheid of beschadiging van huid
 Zorgverleners en patiënten over het herken van de eerst symptomen van decubitus

19
Q

tertiaire preventie

A

= de bestaande decubitus aanpakken om complicatie te verminderen en genezingen te bevorderen

20
Q

Hoe tertiaire preventie

A

 Professionele wondzorg en debiteren van de wonde
 VAC
 Chirurgie
- Huidtranspalaties indien wonde zuiver en goede huidkwaliteit
- Amputatie

21
Q

Psychosociale impact van decubitus:

A
  • Emotionele en psychologische effecten
     Frustraties, angst , depressie,… door de pijn en beperkingen
     Grote afhankelijkheid
     Verminderde zelfbeeld en schaamt e
  • Sociale isolatie
     Eenzaamheid