ZO.2, ZO.4 en VO.1 Flashcards

Stamcellen, bekkenbodem en Hypothalamus-Hypofyse-Gonaden-as

1
Q

Wat voor stamcel is de zygote?

A

totipotent: kan ieder celtype laten ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voorwaarden voor genetische manipulatie zygote?

A

efficiënte procedure
dag 4-5
mag geen schade aanrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit worden embryonale stamcellen geisoleerd?

A

blastocyt
5 dagen oud
uit de inner cell mass

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat ontstaat er uit de blastocyt?

A

na innesteling foetus en deel placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom zijn embryonale stamcellen na blastocytstadium niet meer totipotent?

A

kunnen geen extraembryonale structuur meer vormen, dus pluripotent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is transdifferentiatie?

A

een weefselcel dmv factoren een andere functie en dus weefseltype laten aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke ligamenten leveren stabiliteit aan het bekken?

A

lig. sacroiliacale anterior/posterior
lig. sacrotuberale
lig. sacrospinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor zenuw is de n. pudendus?

A

somatosensorisch/motorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor zenuw is de plexus hypogastricus inferior?

A

parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor zenuw is de nn. splanchnici?

A

sympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe weet de hypofyse of hij LH of FSH moet produceren?

A

door wisselende frequentie GnRH puls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van oestradiol?

A

secundaire geslachtskenmerken en endometriumverdikking

positieve feedback: LH-piek ontstaat
negatieve feedback: FSH remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van FSH?

A

stimuleert follikel tot groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van LH?

A

stuurt theca cellen aan tot productie androgenen en de follikel tot oestradiol productie en LH-piek zorgt voor eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werken de theca cel en granulosa cel samen in de follikel?

A

theca cel krijgt door LH de stimulans om androgenen te produceren
deze androgenen worden in de granulosa cel omgezet tot oestradiol dat in het bloed verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet de follikel na de eisprong?

A

wordt het gele lichaam en gaat progesteron produceren

17
Q

Wat doet progesteron?

A

is hoog a/h eind van je cylcus en remt GnRH pulsaties en LH en FSH
houdt ook endometrium in stand

18
Q

Welke fenomenen zijn er tijdens de folliculaire fase?

A

oestrogeen effecten: borsten en cervicaal slijm

19
Q

Welke fenomen zijn er tijdens de periovulatoire fase?

A

Mittelschmerz: buikpijn door openscheuring follikel

20
Q

Wat zijn de fenomenen tijdens de luteale fase?

A

progestageen effecten: temperatuur stijgt, PMS(depressie), mastalgie en abdominale discomfort

21
Q

Wanneer is prolactine onder andere verhoogd?

A

stress

22
Q

Waar staat de G voor?

A

aantal keer zwanger

23
Q

Waar staat de P voor?

A

geboortes

24
Q

Waar staat de A voor?

A

miskramen

25
Q

Waar staat APLA voor?

A

afgebroken zwangerschap

26
Q

Wat heb je nodig om galactorroe te hebben?

A

prolactine en oestrogeen