HC.4 Flashcards

Overerving

1
Q

Waardoor ontstaat er genetische variatie?

A

SNP’s, diploid genoom, recombinatie, CNV’s, inversies, repeats en epigenetica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe leiden veranderingen in genoom tot ziekte?

A
  • hoeveelheid
  • functie eiwit/gen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kan er mis zijn met de hoeveelheid van een genoom?

A

mist genetisch materiaal(deletie) of teveel aan genetisch materiaal(duplicatie/gain)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan er mis zijn met de functie van een gen/eiwit?

A
  • disruptie structuur gen) translocatie, inversie, insertie)
  • verandering aminozuurvolgorde( missense, frame-shift, STOP)
  • effect op mRNA(nonsense mediated decay)
  • effect op splicing
  • gain of functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is nonsense mediated decay?

A

er ontstaat iets anders dan verwacht, lichaam herkent dit niet en breekt dit af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke chromosomale overervingspatronen zijn er?

A

translocatie
inversie
deletie
aneuploidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De meeste numerieke chromosomale afwijkingen zijn niet erfelijk, wat is de uitzondering?

A

gebalanceerde translocaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke mendeliaanse aandoeningen zijn er?

A

autosomaal dominant, volledig/onvolledig penetrant
autosomaal recessief
X-linked dominant of recessief
(Y-linked)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van autosomaal dominante overerving?

A

kan door nieuwe mutatie zijn ontstaan( de novo, somatisch)
of door verlaagde penetrantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is somatisch?

A

mosaicisme: niet elke cel is gelijk
soms is de aandoening niet in het bloed te vinden, dus test ook andere weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is penetrantie?

A

wel de aanleg hebben, maar niet altijd de verschijnselen ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van X-linked dominante overerving?

A

geen man-man overerving
dochters van aangedane man zijn allemaal aangedaan
vrouwen vaak milder aangedaan dan mannen of alleen vrouwen zijn aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kernmerken van X-linked recessieve aandoeningen?

A

geen man-man overerving
mannen vaker aangedaan dan vrouwen
vrouwen wel draagster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is anticipatie?

A

te veel repeats in bv. het X-chromosoom = fragiele X-syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor kan antipicatie opeens in een stamboom opbloeien?

A

bij volgende generatie kan aantal repeats toenemen, dus gaf eerst geen problemen maar verderop in de stamboom wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is de uiting van een X-linked aandoening tussen vrouwen erg verschillend?

A

in elke cel wordt een van de 2 X-chromosomen uitgezet

waar en hoeveel dit is bepaald het ziektebeeld

17
Q

Waardoor komt Y-gebonden overerving nauwelijks voor?

A

vaak niet levensvatbaar

18
Q

Wat is mitochondriele overerving?

A

dit is maternaal DNA
vader kan niks doorgeven, kan wel aangedaan zijn

19
Q

Wat is heteroplasie?

A

per kind kan moeder ander deel van mitochondrieel DNA doorgeven waardoor ene kind heel veel en de ander bijna geen klachten heeft

20
Q

Wat is imprinting?

A

verschil in expressie van genen, afhankelijk van maternale of paternale afkomst middels epigenetische modificatie

21
Q

Wat is een voorbeeld van imprinting?

A

UPD: niet van beide ouders 1 kopie, maar van 1 ouder heb je er 2

bv. bij trisomie, embryo heeft er dan 1 verwijderd

22
Q

Wanneer spreek je van complexe aandoeningen?

A

multifactorieel: genen, omgeving en leefstijl

23
Q
A