ZO week 2 Flashcards

1
Q

Wat is een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval?

A

een insult met
- bewustzijnsverlies
- tonische contractie van alle spieren
- gevolgd door clonische trekkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is absence

A

een kort durende epileptische aanval
- met bewustzijnsdaling
- relatief weinig motorische verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom moet je altijd alert zijn bij een secundaire gegeneraliseerde aanval

A

vaak aangeboren of verworven hersenletsel de oorzaak is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil centrale en perifere facialis parese

A

bij perifeer ook uitval oog en bij centraal niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een Toddse parese?

A

tijdelijke uitval na een epileptische aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn oorzaken voor een symptomatischhe epileptische aanval

A
  1. cerebrovasculair accident (infarct of bloeding)
  2. ruimte innemend proces (tumor of metastase)
  3. littekenweefsel na eerder contusio cerebri
  4. metabool (alcoholontrekking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doe je als je verwacht dat slaapdeprivatie de oorzaak is van een epileptische aanval?

A

een EEG maken voor en na slaapdeprivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar moet je nog meer op letten na een epileptische aanval bij kinderen?

A

naast neurologisch onderzoek
- lichamelijk onderzoek
- zwangerschapsanamnese
- vragen naar gebeurtenissen perinataal
- ontwikkelingsanamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DD kind aanval met bewustzijnsverlies en schokken

A
  • epileptische aanval
  • cardiale ritmestoornis
  • vasovagale collaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bekende idiopatische epilepsiesyndromen

A
  • absence epilepsie
  • Rolandische epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

primaire kenmerken tubereuze sclerose complex (TSC)

A

Angiofibromen in het gelaat of voorhoofd plaque

Niet traumatische (peri-)unguale fibromen

Hypoplastische maculae (drie of meer)

Chagrijn plek

Multipele nodulaire retina hamartomen

Corticale tuber

Subependymale noduli

Subependymale reuscel atrocytoom

Cardiale rhabdomyomen, enkel of multipel

Lymphangiomatosis

Nier angiomyolipomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

secundaire kenmerken TSC

A

Multipele, verspreide emailputjes in gebit

Hamatomateuze rectum polypen

Botcysten

Radiaire migratie lijnen in de cerebrale witte stof

Gingiva fibromen

Hamartomen buiten de nier

Achromatische plek op de retina

‘Confetti’ maculae op de huid

Multipele nier cysten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

belang Ras/ERK/mTOR pathway in neuronale cellen?

A

verzorgen de plasticiteit/ long term potentiation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een status epilepticus

A

een toestand door
- het falen van mechanismen om epileptische aanval te eindigen
- de initiatie van mechanismen die leiden tot abnormaal langdurige epileptische aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is t1 en wat is t2 bij een status epilepticus

A

t1= 5 minuten
t2 = 30 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kunnen de gevolgen zijn van status epilepticus en wanneer gebeurt dit?

A

neuronale celdood, neuronale schade en veranderingen van neuronale netwerken

17
Q

wat is een convulsieve focale status epilepticus

A

voortgaande epileptische activiteit die beperkt blijft tot een focus in de hersenen

18
Q

wat is een Convulsieve gegeneraliseerde status epilepticus

A

voortgaande epileptische activiteit die ontstaan is vanuit een focus waarbij eerst gedurende enige tijd focale epileptische activiteit aanwezig is die hierna generaliseert of waarbij direct gegeneraliseerde epileptische activiteit aanwezig is

19
Q

wat is een Non-convulsieve status epilepticus

A

een serie focale of gegeneraliseerde aanvallen waarbij een soort schemertoestand aanwezig is of continue epileptische activiteit die wel op een EEG te zien is, maar niet aan de patiënt.

20
Q

indeling status epilepticus

A
  1. bekende oorzaak
    - acuut
    - laat
    - progressief
    - bekende elektroklinisch syndroom
  2. onbekende oorzaak
21
Q

pathofysiologie status epilepticus in diermodellen

A
  1. gegeneraliseerde schokken
  2. myoclonieen
  3. elektromechanische dissociatie
  4. epileptische activiteit met tussendoor lager gevolteerde activiteit
  5. hersendood
22
Q

belangrijkste pathofysiologische probleem status epilepticus

A

initieel is bij SE sprake van een verhoogde zuurstofconsumptie die gecompenseerd wordt door een nog meer verhoogd zuurstofaanbod. In 2e instantie ontstaat er een zuurstofdebit door het verminderen van het zuurstofaanbod en het hoog blijven van de zuurstofconsumptie

23
Q

initiële behandeling status epilepticus

A
  • goede bloeddruk noodzakelijk
  • zuurstof toedienen
24
Q

initiële diagnostiek bij status epilepticus

A

CT
lab
lumbaalpunctie

25
Q

welke medicatie geef je bij een status epilepticus

A

Benzodiazepine (midazolam of valium/stesolid), indien geen effect opladen met fenytoine, keppra of depakine