Zintuigen Flashcards

1
Q

Som de algemene zintuigen op.

A
  1. Temperatuur
  2. Pijn
  3. Aanraking
  4. Druk
  5. Trilling
  6. Lichaamshouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef een ander woord voor lichaamshouding

A

Proprioceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Som de speciale zintuigen op

A
  1. Reuk
  2. Smaak
  3. Gezichtsvermogen
  4. Het evenwicht
  5. Het gehoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een ander woord voor reuk

A

Olfactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een ander woord voor smaak

A

Gustatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn nocireceptoren?

A

Het zijn pijnzintuigen, zijn vrije zenuwuiteinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zijn nocireceptoren gevoelig voor?

A
  1. Extreme temperaturen
  2. Mechanische beschadiging
  3. Opgeloste chemische stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een thermoreceptor?

A

Het zijn warmtereceptoren, zijn vrije zenuwuiteinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een mechanoreceptor?

A

Gevoelig voor prikkels zoals uitrekking, samendrukking of draaiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De mechanoreceptor kent nog een onderverdeling, de welke?

A
  1. Tastreceptoren
  2. Baroreceptoren
  3. Proprioreceptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een chemoreceptor?

A

Kunnen kleine veranderingen van de concentraties van specifieke chemische stoffen of verbindingen registreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee typen vezels geleiden de pijnprikkel?

A
  1. Gemyeliniseerde vezels
  2. Ongemyeliniseerde vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen de gemyeliniseerde vezels?

Voorbeeld

A

Geleiden zeer plaatselijke gewaarwordingen van snelle pijn of stekende pijn.

Bij diepe snijwond of injectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen de ongemyeliniseerde vezels?

A

Geleiden gewaarwordingen van trage pijn of brandende – schrijnende pijn.
–> Alleen het algemene betrokken gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is gerefereerde pijn?

Voorbeeld

A

Pijnwaarnemingen in delen van het lichaam die niet werkelijk worden geprikkeld.
= Uitstralingspijn: de plaats van de pijn is niet dezelfde als de plaats van de oorzaak

Pijn in de linkerarm/schouder bij hartproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mechanoreceptoren

Wat doen de tastreceptoren?

A

Leveren gewaarwordingen van aanraking, druk en trillingen

17
Q

Verklaar gerefereerde pijn?

A

Het lichaamsoppervlak wordt door dezelfde ruggenmergzenuwen geinnerveerd als het orgaan zelf.

18
Q

Mechanoreceptoren

Waarvoor dienen de baroreceptoren?

Voorbeeld autonome activiteiten

A

Ze registreren drukveranderingen in een orgaan.
–> Ze leveren info die noodzakelijk is voor de regulering van autonome activiteiten.

Bloeddruk, ademhaling, vertering, urinelozing, defecatie

19
Q

Mechanoreceptoren

Wat doen de proprioreceptoren?

3 types

A

Registreren van:
* positie van gewrichten
* spanning in pezen en banden
* mate van spiercontractie

Geen constante prikkeling en grootste deel van de info wordt onbewust verwerkt.

  1. Vrije zenuwuiteinden
  2. Peeslichaampjes
  3. Spierspoeltjes
20
Q

Hoe heet de reukzenuw in het Latijn?

A

Nervus Olfactorius

21
Q

Waarom hebben bepaalde geuren diepe emotionele/gedragsmatige reacties?

A

Geurprikkels zijn de enige sensorische informatie die direct onze hersenschors bereiken, zonder passage in thalamus.
Er is wel een gelijktijdige geleiding naar het limbisch systeem en de hypothalamus.

22
Q

Hoe heet de oogzenuw in het Latijn?

A

Nervus Opticus

23
Q

Som de verschillende onderdelen van het posterior deel vh oog op. Bespreek.

A

Posterior/Achterste deel oog: 3 lagen
1. Sclera = fibreuze buitenste laag. Loopt anterior door tot cornea
2. Choroid = vasculaire middenste laag. Loopt anterior door tot lichaam van iris (met pupil) en corpus ciliare
3. Retina = gepigmenteerde, neurale, binnenste laag. Loopt anterior niet door

24
Q

Wat is het retina?

A

Retina = binnenste laag van het oog = netvlies

2 lagen:
1. Gepigmenteerde laag (een dunne, buitenste laag)
2. Neurale laag (een dikke binnenste laag)

25
Q

Geef de lichtgevoelige cellen van de retina.

A

Fotoreceptoren:
1. Staafjes
2. Kegeltjes

26
Q

Bespreek “de staafjes”

A

De staafjes geven info over de aan- of afwezigheid van licht
–> ongeacht de golflengte

Geven ons inzicht over licht, donker en aantal grijswaarden

27
Q

Bespreek “de kegeltjes”.

3 soorten

A

Geven info over de golflengte van licht
–> Dankzij de kegeltjes kunnen we kleuren zien.

Rood-Groen-Blauw –> combinatie = verschillende kleuren zien

28
Q

Benoem de optische banen van retina tot visuele cortex.

A
  1. Fotoreceptoren @ retina
  2. N. Opticus
  3. Optisch chiasma
  4. Optische baan
  5. Kern in thalamus
  6. Projectievezels
  7. Visuele cortex
29
Q

Wat zijn de 5 externe krachten die invloed hebben op zintuigcellen in het binnenoor?

A
  1. Zwaartekracht
  2. Lineaire versnelling
  3. Rotatoire versnelling
  4. Frequentie van geluidstrillingen
  5. Intentie van geluidstrillingen
30
Q

Beschrijf de fysiologische manier van het proces van “het horen”

A
  1. Geluidsgolven laten trommelvlies trillen
  2. Gehoorbeentjes in beweging > ovale venster trilt
  3. Trilling in cochlea
  4. Trilling van haarcellen zorgen voor actiepotentialen
  5. Ronde venster dempt trillingen binnen cochlea
  6. N. Vestibulo-cochlearis stuurt actiepotentiaal naar thalamus
  7. Thalamus stuurt actiepotentiaal naar auditieve cortex
  8. Auditieve cortex geeft betekenis aan trillingen
31
Q

Welke invloed hebben frequentie en intensiteit op trilling van haartjes in cochlea?

A

Frequentie: welke haarcellen trillen
Intensiteit: hoeveel haarcellen trillen

32
Q

Beschrijf de fysiologische manier van het proces van “statisch evenwicht”

Welk deel is hiervoor verantwoordelijk?

A

Wanneer we het hoofd van horizontaal naar schuin bewegen dan trekt de zwaartekracht niet alleen aan de gelatineuze massa, maar ook aan de otolieten waardoor de haren van de haarcellen mee vervormen. Het is die vervorming/ afbuiging van de haarcellen tov het cellichaam die ervoor zorgt dat neurotransmitters worden vrijgesteld en er een actiepotentiaal ontstaat. Niet alleen de zwaartekracht kan zorgen voor de vervorming/ afbuigen van de haarcellen, maar ook de lineaire versnelling.

Vestibulum

33
Q

Beschrijf de fysiologische manier van het proces van “dynamisch evenwicht”

Welk deel is hiervoor verantwoordelijk?

A

De ampulla is gevuld met de gelatineuze stof cupula waarin de haren van de zintuigcellen vervat zitten. Bij het verplaatsen van het hoofd beweegt de cupula waardoor de zintuigharen mee bewegen en er een actiepotentiaal zal ontstaan in de sensibele zenuw. Doordat er 3 semi-circulaire kanalen bestaan zal elke rotatie van het hoofd kunnen worden gedetecteerd.

halfcirkelvormige kanalen –> info omtrent rotatiebewegingen vh hoofd