zinnen hoofdstuk 6 Flashcards
Sorry, kunt u mij helpen?
Excusez-moi. Vous pouvez m’aider?
Ja, natuurlijk
Oui, bien sûr.
Ik zoek het station.
Je cherche la gare.
Het is rechtdoor en dan naar links.
C’est tout droit et ensuite à gauche.
Kunt u dat herhalen?
Vous pouvez répéter?
Is het ver?
C’est loin?
Nee, het is 15 minuten lopen.
Non, c’est à 15 minutes à pied.
Dan gaan wij met de bus.
Alors, on y va en bus.
waar woon jij?
Tu habites où?
ik woon in parijs
J’habite à Paris
vind je parijs leuk?
Tu aimes Paris?
ja, omdat het een grote stad is.
Oui, parce que c’est une grande ville.
Gaan wij wat drinken?
On va boire quelque chose?
ja, we gaan naar een terras
Oui, on va aller à une terrasse,
in mijn wijk is er een café.
Dans mon quartier, il y a un café.