zinnen G Flashcards
france
1
Q
wat vind je leuk om te doen?
A
Qu´est-ce que tu aimes faire?
2
Q
ik vind het leuk om te sporten.
A
j´aime faire du sport.
3
Q
ik vind het leuk om naar de bioscoop te gaan
A
j´aime aller au cinéma.
4
Q
waarom vind je dat leuk?
A
pourquoi tu aimes ça?
5
Q
omdat ik graag buiten ben
A
parce que j´aime être dehors.
6
Q
omdat het super is
A
parce que c´est super.
7
Q
omdat ik sportief ben
A
parce que je suis sportif.
8
Q
wat vind je niet leuk om te doen?
A
Qu´est-ce que tu n´aimes pas faire?
9
Q
ik heb een hekel aan mijn kamer opruimen
A
je déteste ranger ma chambre.