Ziekteleer Flashcards

1
Q

Congenitale contracturen: scoliose, torticollis, steltvoet en artrogrypose

A

Deze contracturen gaan gepaard met fixatie van gewrichten in een abnormale buig- (> dan strek) of strekstand of abnormale lichaamshoudingen. Dit alles kan gepaard gaan met afwijkingen in spieren (o.a. hypoplasie/atrofie) en gewrichten (artrose).

  • scoliose =zijwaartse kromming van de wervelkolom)
  • torticollis = scheve hals door halsspiercontractuur
  • steltvoet = te steile beenstand door te korte diepe buig- en steunpees -> efelijkheid!) en de arthrogryposis congenita.
  • Arthrogrypose: deformiteit van ledematen door multiple gewrichtsstijfheid, gebogen stand van ledematen en spierhypoplasie (welke vooral belangrijk is bij kalveren); verkromming van achterbenen (kogel) of voorbenen (kogel of carpus), waarbij kogel/carpus niet actief of passief te strekken zijn; secundaire huidlaesies, gewrichtsontstekingen en sepsis ontstaan. Evt. behandeling is immobilisatie in gestrekte stand na tenotomie. Prognose hangt af van graad van verkromming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kramperigheid

A
  • Paard staat tilt één of afwisselend beide achterbenen trillend op, trekt hem in enigszins geabduceerde afstand veel te hoog op, houd hem even hoog en zet hem dan weer neer.
  • Dit is duidelijker als het paard achteruit wordt gezet.
  • Verloopt progressief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hanentred

A
  • Een of beide achterbenen tijdens voortbeweging snel opgetrokken en sterk gebogen
  • ontwikkelt geleidelijk, kan ook plotseling ontstaan en in ernst variëren.
  • twee vormen: symptomatische em idiopathisch
  • symptomatisch: gevolg van een pijnlijke of irriterende aandoening in het desbetreffende been (dermatitis bv). -> behandeling is hier het wegnemen van de primaire oorzaak.
  • idiopatisch: eerst geen afwijkingen en lijkt het probleem neurologisch uitend in een kramperige samentrekking van de m. extensor digitorum lateralis. > mogelijke behandelingen zijn tenectomie van de pees, een symphaticusblokkade in het lendengebied en toediening van vitamine B en phenotaïne, maar resultaten zijn onvoorspelbaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

White muscle disease

A

Nutritionele myodegeneratie door een tekort aan vitamine E en/of selenium of een overmaat aan onverzadigde vetzuren. Vooral bij jonge veulens. Kan voorkomen in samenhang met steatitis (ontsteking vetweefsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HYPP (hyperkaliëmische periodische paralyse)

A

Een autosomaal overerfbare myopathie bij de amerikaanse paardenrassen: quarter horse, paint, appaloosa en kruisingen. Het is gekoppeld aan een hengst met een mutatie in Na+ kanalen van skeletspieren. Het leidt tot hyperexcitatie van de skeletspieren die of zonder symptomen verloopt of spiertremoren, fasciculaties (onwillekeurige contracties van kleine spierbundels) en spierzwakte geeft (evt. dodelijke afloop).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Purulente myositis

A

Door bacteriën als streptokokken specifiek bij paard, en stafylokokken. Hier kan abcedering of een flegmoneuze ontsteking ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maligne oedoeem

A

Is een necrotiserende myositis bij herkauwers, paarden en varkens als gevolg van wondinfecties (castratie, steekwonden, couperen, verlossen, wolscheren en na injecties). C. perfringens, C. septicum, C novyi, C. sordelli en C. chauvoei zijn betrokken. Er is veel oedeem, gasvorming en verval van spiervezels.
Verschijnselen van de aandoeningen zijn locomotiestoornissen, gasgangreen van betrokken spieren (meestal achterhand) en algemeen ziekte (toxinen). Dieren kunnen binnen 24h sterven door toxemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Peesruptuur

A

Een ruptuur kan fasciculair (enkele vezels), partieel (verschillende bundels) of totaal (hele pees) zijn. Afhankelijk van de ernst en omstandigheden ontwikkelt een ontstekingsreactie om bloed en vervallen weefsel op te ruimen. Herstel kan volledig optreden door vorming van granulatieweefsel en fibrose, waaruit een functioneel aan peesweefsel gelijkwaardig straf bindweefsel ontstaat. Rupturen worden met name gezien bij paarden. Naast overrekking kan ook scherp trauma van de ondervoet leiden tot ernstig letsel aan vooral buigpezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tendinitis

A

Meestal aseptisch door verscheuringen en scherp trauma. Lokale of diffuse verdikking v/d pees door granulatieweefsel. Complete ontsteking zal functieverlies geven. Een compleet achillespeesletsel leidt tot flexie van het crurotarsale gewricht, waarbij het lichaamsgewicht niet meer gedragen kan worden. De pees kan ook vergroeien met de omgeving, terwijl nieuwgevormd bindweefsel verbeend (tenditnitis ossificans).
Septische tendinitis komt minder vaak voor en is vaak in aansluiting op een geïnfecteerde wond, artritis, tendovaginitis (peesschedeontsteking) of een flegmoon. Er kan een purulente of necrotiserende ontsteking ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tendovaginitis en tenosynovitis

A

Dit zijn synoniemen voor peesschede ontsteking. Tenosynovitis is ontsteking van het inwendig synoviale membraan, maar de termen worden door elkaar gebruikt.

  • Acute vorm kan gepaard gaan met sereus, (sero)fibrineus of purulent exsudaat. De ontsteking bevindt zich met name in het synoviale membraan (hyperemisch en gezwollen).
  • Aseptische sereuze ontsteking ontstaat na niet-perforerend trauma (overbelasting, contusie, overrekking en verscheuring).
  • Septische -fibrineuze of purulente- peesschedeontsteking is het gevolg van infectie, na bv perforerend trauma, per continuitatem of hematogeen > droes (paard), polyartritis (veulen)
  • vanuit acute aseptische tendovaginitis kan een chronische tendovaginitis ontstaan (peesschedegal!!!!). Er treedt dan een fibreuze verdikking van de wand op met veel sereus exsudaat met als gevolg een dilatatie van de peesschede (hygroom/hydrops tendovaginitis). Dit is te zien (vaak bij paard) en kan kreupelheid geven. Ze kunnen (bij oudere paarden) ook geleidelijk ontstaan, slijtage. Ook kunnen bij elke peesschedeontsteking adhesies van fibrine en later vergroeiingen tussen peesschedewand en pees ontstaan, met blijvende functiestoornissen als gevolg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bursitis

A
  • ontsteking septisch of aseptisch, acuut en chronisch. - Bursitis van organieke bursae wordt vooral bij paard en rund gezien.
  • Acquisiete bursae zijn niet pijnlijk en geven geen kreupelheid, maar zijn wel een schoonheidsgebrek.
  • septische bursitis kan ontstaan na perforerend trauma, hematogeen of per continuitatem. Bij het paard werd het veroorzaakt door brucella abortus, nu niet meer bij inheemse dieren maar door import moet men oplettend zijn.
  • aseptische bursitis van een organieke slijmbeurs is vaak het gevolg van niet-perforerend trauma.
  • Belangrijke verschijnselen van bursitis zijn een lokale flucturerende zwellen, die eventueel pijnlijk is, en kreupelheid. Een organieke bursitis (diep gelegen) is vaak pijnlijker dan die van een acquisiete. Septische bursitis is pijnlijker dan een aseptische. Soms kan het periost betrokken raken in de ontsteking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Legger

A

De legger, bursa olecrani, bevindt zich subcutaan op de punt van het olecranon bij het voorbeen van hond, paard en varken.

  • Cosmetisch probleem, geen functionele stoornis tenzij het septisch is.
  • Leegzuigen heeft geen effect en chirurgie wordt ook niet toegepast ivm littekenvorming en lokatie is onhandig voor wondgenezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Piephak

A

De piephak, bursa calcanei subcutanea, zit subcutaan op de punt van de calcaneus aan het achterbeen van het paard. Door herhaaldelijk trauma en een cosmetisch probleem, chirurgie wordt afgeraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juveniele osteoperose

A

Als gevolg van afwijkingen elders in het lichaam -> minder vorming beenweefsel in het skelet. Bijvoorbeeld bij langdurige enterogene resorptiestoornissen. Ziet eruit als een te smalle cortex met te dunne lamellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rachitis

A

O.i.v. hypovitaminose D wordt de been- en kraakbeenmatrix onvoldoende gemineraliseerd. De kraakbeenmatrix wordt onvoldoende afgebroken door osteo- en chondroclasten, waardoor de groeischijf abnormaal groot wordt. Er treedt ook een sterke verbreding van de groeischijf op, aangezien modellerende ombouw vertraagd is, en metafysen houden een grotere omvang dan normaal. Dit geeft plompe beenderen en verdikte metafysen. Er treden makkelijk periostrale nieuwvormingen en verkrommingen van pijpbeenderen en wervelkolom op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorkomen maandagziekte en tying up

A

Tying up:

  • zware spierarbeid gepaard met stress leidend tot acute spiergeneratie
  • dravers en volbloeden
  • rhabdomyolysis
  • set fast
  • jonge, nerveuze paarden gevoeligst
  • ook te zien bij/na weinig inspanning
  • lenden- en broekspieren vaakst aangetast
  • macroscopisch niets te zien
  • histologisch: slechts 0,2-5% spiervezels aangetast met karakteristieken zoals bij maandagziekte
  • geheel herstel van aangetast dieren mogelijk

Maandagziekte:

  • werkpaarden
  • paralytische myoglobinutrie
  • azoturie
  • ernstige acute spierdegeneratie
  • vaak fataal
  • lenden-, broek- en psoasspieren aangetast > bont aspect, bleke gebieden en gebieden met hyperemie en bloedingen
  • veranderingen mbt type II vezels: segmentale necrose,fragmentatie vezels met fagocytose, later ook type I veranderingen
  • binnen enkele dagen al regeneratie
  • soms degeneratieve veranderingen myocard
  • myoglobinurie, myoglobinefrose en myoglobinemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Etiologie maandagziekte/tying up

A
  • niet volledig duidelijk
  • ontsporing in anaerobe glycolyse
  • tgv enkele dagen rust een grote glycogeenvoorraad (mn in type II vezels), mn bij koolhydraatrijk rantsoen waardoor spiervolume toeneemt en capillair spierdoorbloeding is afgenomen
  • tijdens arbeid discrepantie tussen hoeveelheid glycogeensubstraat en zuurstofbehoefte > sterke intracell. melkzuurophoping en warmte > spiercellen zwellen en drukken omringende capillairen dicht > anorexie
  • veranderingen contractiele EW leiden tot spierdegeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verschijnselen tying up

A

Tying up:

  • lichte vorm: pas 5-10 min na werken; vage koliekverschijnselen; kromme rug en steil in de achterhand; spiercelverval gering; geen myoglobinurie; CK en AST gering verhoogd; verschijnselen kortdurend; geen therapie
  • gematigde vorm: sterk zweten stijfheid en korte gangen; op stal verergering verschijnselen; 20-30 min na aanvang; bewegen achterbenen pijn en moeizaam; half uur na einde werken soms myoglobinurie; urine dan roodbruin; CK en AST verhoogd
  • zware vorm: na 10-20 min werken; nauwelijks terug naar stal te krijgen; achterbenen haast niet te buigen; veel zweten; wijde neusgaten; angstig; achterhand niet meer te bewegen; myoglobine in urine; CK en AST gestegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschijnselen maandagziekte

A
  • zware, te vette trekpaarden
  • vergelijkbaar/erger dan zware vorm tying up
  • door grotere spiercelverval meer vrijkomen myoglobine > irreversibele nierbeschadigingen > uremie en hemoconcentratie
  • bloedonderzoek: CK,AST en LDH sterk verhoogd
  • metabole acidose door melkzuurproductie
  • myocarddegeneratie > hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Diagnostiek en DDx maandagziekte/tying up

A

Diagnose: verschijnselen, bloed- en urineonderzoek; bloed = CK, AST en LDH
DDx: alle aandoeningen gepaard met stijve houding en gang (acute hoefbevangenheid, tetanus, tetanie en (meningo)encefalitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Therapie en preventie en prognose maandagziekte/tying up

A

Therapie:
- beschermen tegen wind en kou
- onmiddelijk stilzetten
- analgetische antiflogistica
- shock/acidose bestrijden
- niet te veel krachtvoer geven
- iedere dag beweging vóór zware arbeid bij gevoelige paarden
Prognose:
- lichte en gematigde vorm: gunstig
- herhaardelijk recidief > ontstaan spierfibrose ? slechtere prognose
- zware vorm/maandagziekte: minder gunstig tot slecht; hangt af van spieratrofie/beschadiging en ernst nierbeschadiging
- sterfte mogelijk door nierdegneratie of myocardinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Osteodystrofie fibrosa

A
  • zeer sterk toegenomen resorptie van been door osteoclasten
  • afgebroken been deels vervangen deels vervangen door osteoïd, dat slecht wordt gemineraliseerd en door bindweefsel
  • vaak beendeneren van schedel, kaken, ribben
  • minder vaak lange pijpbeenderen en rest skelet
  • oorzaak meestal secundaire hyperparathyreoïdie door relatief teveel fosfor in het voer (paard: eenzijdige voeding met zemelen) of door inwendige ziekten met stoornissen in de mineraalstofwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Valgusdeviaties bij het paard

A
  • Aan de voor- en/of achterbenen van veulens wordt regelmatig een deformiteit gezien, waarbij schijnbaar vanuit een bepaald gewricht (kootgewricht, carpus of tarsus) het distale been naar mediaal of naar lateraal devieert. De afwijking naar mediaal wordt varusdeviatie genoemd en naar lateraal valgusdeviatie
  • oorzaak: in gewricht zelf, maar vaker in distale groeischijf
  • doordat endochondrale ossificatie aan één zijde van deze groeischijf (lateraal of mediaal) vertraagd is, treedt vanuit deze groeischijf een valgus- of varusdeviatie van het distale been op
  • beperkte deviatie: niet-chirurgische therapie (zoals inkorten laterale verzenwand van hoef bij valgusdeviatie of mediale verzenwand bij varus deviatie)
  • gipsverband of spalk
  • grotere deviaties: altijd operatief; groeiversnelling aan concave zijde en/of groeivertraging aan convexe zijde uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Schiefels bij paard

A
  • chronische periostale botnieuwvorming (exostose) aan metacarpus of metatarsus van het paard
  • vaakst aan voorbeen (pijpbeen. meestal griffelbeentjes)
  • begint vaak als acute periositits tgv trauma (=pijnlijk) > kreupelheid
  • oedemateuze zwelling aanwezig
  • soms huid beschadigd
  • soms op röntgen als enige periostale beenieuwvorming te zien
  • vervolgens: chronische periostitis: duidelijke periostale beenieuwvorming in vorm van zichtbare harde verdikking
  • kan ook veroorzaakt worden door voortdurende overmatige tractie aan ligament tussen griffelbeen en pijpbeen > aanhoudende prikkeling van het periost
  • niet/weinig pijnlijk
  • kan secundaire problemen veroorzaken, door bijv druk op tendo interosseus > tendinitis > kreupelheid > griffelbeenchirurgie
25
Q

Osteomyelitis jonge veulens

A
  • hematogene bacteriële polyosteomyelitis
  • vaak tegelijkertijd met polyartritis
  • voorkeursplaatsen: subchondrale beenweefsel en het beenweefsel rond de epifysaire schijven
  • ouder worden ontstekingshaarden: veel osteolyse en uitbreiding naar omgeving > aantasting gewrichtskraakbeen bij subchondraal > deformerende artritis.
  • rondom groeischijf > verval van de schijf > uitbreiding naar cortex en periost of naar epifyse en gewrichtskraakbeen
  • Verschijnselen: algemeen ziek, ernstig kreupel
  • Prognose: ongunstig
26
Q

Osteomyelitis bij het paard

A
  • alveolitis-osteomyelitis in onderkaak of bovenkaak tgv ontstoken kieswortel of gefractureerde kies
  • granulomateuze osteomyelitis bij tuberculose: komt in mindere mate bij het paard voor (fibreuze afkapseling waaromheen ring van sclerotisch been)
27
Q

Osteoom bij het paard

A

Zelden voorkomende goedaardige tumor die bestaat uit een harde massieve massa trabeculair been dat bedekt is met periost;
- meestal bevinden ze zich aan de schedelbeenderen (kaak, sinussen) bij paard en rund

28
Q

Chondroma rodens

A

Woekering op de schedel welke ook multipel in het skelet voorkomen bij jonge dieren in de vorm van kraakbenige exostosen (bij paard, kat en hond)

29
Q

Patellaluxatie bij het paard

A
  • erfelijke basis
  • kan chirurgisch worden behandeld en is bij jonge veulens redelijk succesvol
  • bij volwassen paarden meestal van traumatische oorsprong of tgv metabole processen zoals collageen verzwakking bij (iatrogeen) hypercortisolisme
30
Q

Contusie en distorise bij het paard (gewrichtstrauma)

A
  • distoriie = verstuiking
  • contusie = kneuzing
  • oorzaak: abnormale of extreme beweging van het gewricht
    Verschijnselen:
  • kreupelheid en zwelling;
    Diagnostiek:
  • verscjijnselen; rontgen; gewrichtspunctie
    Therapie en prognose:
  • afnemen van acute aseptische ontsteking (rust, koelen (paard afspuiten) met natte verbanden en cold packs, bewegegingsbeperking; NSAIDs)
  • soms hyperemie opwekken geïndiceerd om resorptie van infiltraten te bevorderen en het herstel van beschadigingen te bespoedigen
  • prognose gunstig
31
Q

Wat is een synoviaalcelsarcoom?

A

Kwaadaardige tumor uitgaande van synoviocyten; bij hond kat paard en rund

32
Q

Osteoartrose bij paard omschrijving

A

= gewrichtsaandoening gekenmerkt door primaire regressieve (oude dieren) en progressieve veranderingen in het gewrichtskraakbeen en subchondrale kraakbeen

  • resultaat: vervroming gewricht (kraakbeenusuur, pannus, osteofyten, kraakbeenproliferaties, functieverlies)
  • kapsel verdikt en bezet met vegrote vlokken door proliferatie bindweefsel waarin soms ook (kraak)been wordt gevormd
33
Q

Osteoartrose lokalisatie paard

A
  • tarsometatarsale gewricht en distale intertarsale gewricht (spat)
  • hoefgewricht (lage overhoef)
  • kroongewricht (hoge overhoef)
  • kootgewricht = meest frequent aangetast
34
Q

Osteoartrose bij paard

A

Verschijnselen: geleidelijk ontstaan; startkreupelheid; vaak plotselinge kreupelheid na verstappen of extra inspanning
Diagnostiek: buigproef bij paard vaak positief; gewrichtsovervulling; rontgen (vernauwde gewrichtsspleet, gewrichtsranden verbreed, beennieuwvorming);
Therapie: sluipend optredende aandoening; afremmen ontstekingscascade en doorbreken vicieuze cirkel
- NSAIDs; verwijderen kraakbeenflap/muizen; aangepaste beweging en belasting; optimalisering lichaamsgewicht
- werkt niets, dan verstijving/vervanging van gewricht
Prognose:
- nooit gunstig

35
Q

Spat bij het paard

A

Voorkomen:
- artrose van distale tarsale geledingen, meestal distale intertarsale gewricht mbt veranderingen os tarsi centrale en os tarsale tertium
- trauma
- veranderingen: kraakbeenfibrillering, osteolyse, sclerose van subchondrale bot en beennieuwvorming
- veranderingen meestal aan dorsomediale zijde gewricht
- na verloop van tijd frequent ankylosering van het gewricht
Verschijnselen:
- stijfheid/kreupelheid
- startpijn, minder tijdens werken (spatwarm)
- uitgebreide botnieuwvorming als harde zwelling
- positieve buigproef van sprong (spatproef)
Diagnostiek:
- rontgen
Therapie:
1. verminderen pijn (veranderen stand been, NSAIDs, chirurgie)
2. proces zelf beïnvloeden (artrodese (verstijving gewricht))
Prognose: matig

36
Q

Lage en hoge overhoef bij paard

A
Voorkomen: Een overhoef is een chronisch verlopende osteoartrose (deformans) en/of (peri)artritis van het hoefgewricht (‘lage overhoef’) of het kroongewricht (‘hoge overhoef’). Bij beide aandoeningen maakt men ook wel onderscheid tussen een articulaire en extra- of peri-articulaire overhoef. Bij de articulaire overhoef bevinden de veranderingen zich in of direct om het betreffende gewricht en zijn ze het gevolg van de osteoartrose. Bij de extra-articulaire overhoef overheersen de periarticulaire veranderingen; deze zijn dan vooral het gevolg van een periostitis en manifesteren zich als beennieuwvormingen (exostosen). De extra-articulaire veranderingen zijn meestal het duidelijkst aan de dorsale zijde van het kroon- en/of kootbeen (Afbeelding 19). Een combinatie van beide vormen is ook mogelijk.
- zowel eenzijdig als beiderzijds
- herhaald trauma vaak oorzaak
Verschijnselen en diagnostiek:
- kreupelheid vrij plotseling ontstaan
- belastingskreupelheid in drag en stap
- hoge overhoef: dorsale zijde verdikking van de koot tgv beennieuwvorming; pijnlijk bij percussie; 
- buigproef ondervoet sterk positief
- röntgen
Therapie en prognose:
- boxrust
- antiflogistische maatregelen
- corticos in gewricht/NSAIDs systemisch
- chronisch stadium: echte therapie niet mogelijk
37
Q

Podotrochleose voorkomen

A

Voorkomen:
Podotrochleose is een degeneratieve aandoening van de podotrochlea (hoefkatrol). vaatveranderingen aangetoond. Ook is bewezen dat een artificiële reductie van de arteriële bloedvoorziening van het distale deel van het straalbeen veranderingen in het straalbeen teweeg kan brengen, die lijken op de veranderingen die bij klinische gevallen kunnen worden gevonden. Er zijn echter aanwijzingen dat niet alleen circulatoire factoren, maar ook mechanische (over)belasting een rol speelt in de pathogenese. Daarnaast is er sprake van een erfelijke component.
- alle paardenrassen
- beiderzijds, alleen de voorbenen (meestal)

38
Q

Hoefkatrol onderdelen

A

De podotrochlea omvat het straalbeen (distale sesambeen; Engels ‘navicular bone’), de bursa podotrochlearis, de kroonbeen-straalbeenbandjes, het straalbeen-hoefbeenbandje, het distale deel van de diepe buiger en het palmare/plantare deel van het hoefgewricht. Het straalbeen is gelegen aan de palmare/plantare zijde van het hoefbeen en kroonbeen en maakt deel uit van het hoefgewricht. De diepe buiger glijdt over het straalbeen en het straalbeen draait niet mee. Om wrijving tussen de pees en het straalbeen te voorkomen is er een bursa podotrochlearis aanwezig. Het straalbeen is voor 80% bedekt met kraakbeen, in tegenstelling tot andere beenderen, die meestal voor slechts 30% met kraakbeen bedekt zijn. De articulaire zijde is bedekt met hyalien kraakbeen, aan de zijde van de diepe buiger betreft het fibreus kraakbeen.

39
Q

Macroscopisch en microscopisch beeld podotrochleose

A

Macroscopisch en microscopisch is het articulaire kraakbeen van het straalbeen niet veranderd. Het fibreuze kraakbeen aan de zijde van de diepe buiger kan afwijkingen in diverse stadia laten zien: verdunning van het kraakbeen, verkleuringen, verruwing en uiteindelijk vergroeiingen met de diepe buiger. Deze pees is ook vaak pathologisch veranderd. Histologisch is er sprake van een remodellering van beenweefsel, een hypertrofie van de synoviale membraan, arterio(lo)sclerose en degeneratieve veranderingen in het fibreuze kraakbeen en de diepe buiger.

40
Q

Podotrochleose verschijnselen

A

Podotrochleose uit zich als een zich geleidelijk ontwikkelende, recidiverende belastingskreupelheid die in ernst kan wisselen. Een korte, stijve gang en frequent struikelen worden veel gezien. In een vergevorderd stadium kan – door langdurige verminderde belasting van de achterste hoefhelft – een hoge, nauwe hoef ontstaan. Diepe palpatie in de kootholte (druk op de aanhechting van de diepe buiger aan het hoefbeen) kan pijnlijk zijn. De buigproef is veelal positief.

41
Q

Podotrochleose diagnostiek

A

klinisch onderzoek, diagnostische injecties, rontgen, contrast CT, MRI, scopie bursa podotrochlearis
- rontgen: Bij het röntgenologisch onderzoek worden veranderingen in de botstructuur en contouren van de straalbeentjes waargenomen (Afbeelding 20). Ook kunnen cysteachtige laesies worden gevonden en verwijde voedingskanalen. Voor de röntgenologische beoordeling is een classificatiesysteem van 0 tot 4 opgesteld, waarbij een hogere score een slechter straalbeen betekent. Hoewel er zeker geen strikte correlatie tussen klinische en röntgenologische bevindingen bestaat, kan worden gesteld dat de paarden met een röntgenologische afwijking in de categorieën 3 en 4 doorgaans ook last van de aandoening hebben.

42
Q

Podotrochleose DDX, therapie en prognose

A

DDx: Alle pijnlijke processen in de achterste hoefhelft en hoefzool komen in aanmerking, zoals verbeende hoefkraakbeenderen, ostitis van de hoefbeenstak, klemhoeven, rotstraal, zoolkneuzingen, chronische hoefbevangenheid en straalbeenfracturen.
Therapie: niet curatief te behandelen; bewegingsregiem met rust/onbelaste beweging; orthopedisch beslag; anticoagulantio of perifere vasodilatoren. NSAIDs, cortico’s, hyaluronzuur
- chirurgie
Prognose: dubieus tot gereserveerd

43
Q

Sesaoidose

A

Voorkomen: chronisch degeneratieve aandoening van het kogeldraagapparaat en dan vooral van de gepaarde sesambenen, de tendo interosseus en de distale sesambeenbanden. De aandoening is de chronische vorm van de acute sesamoïditis, waarbij sprake is van een ontsteking van de sesambenen en hun directe omgeving.De sesamoïdose die het meest voorkomt is de chronische non-articulaire vorm.
De pijn die verantwoordelijk is voor de kreupelheid, is zeker niet alleen in het sesambeen gelokaliseerd. Het grootste deel van de pijn komt van de weke delen rond het sesambeen, waarbij vooral de aanhechtingsplaatsen van de ligamenten van groot belang zijn.
Verschijnselen: Sesamoïdose kan voorkomen aan de voor- en achterbenen, maar wordt het meest gediagnosticeerd aan de voorbenen. De aandoening manifesteert zich als een zich geleidelijk ontwikkelende, vaak recidiverende belastings- of gemengde kreupelheid. De buigproef van de ondervoet is vaak positief.
Diagnose en therapie: De diagnose wordt gesteld op basis van diagnostische anesthesieën en specifiek röntgenologisch onderzoek. Een causale therapie bestaat (vooralsnog) niet. De behandeling is palliatief: rust of onbelaste beweging, NSAID’s en het bevorderen van de doorbloeding van de kogelkatrol. Vaak wordt orthopedisch beslag (ijzers met leren randen) toegepast.
Prognose: lange termijn gereserveerd tot ongunstig

44
Q

Osteochondrose paard

A

Voorkomen: Bij paarden komt osteochondrose regelmatig voor in de leeftijd van 0 tot 2 jaar. Als er osteochondrotische fragmenten loslaten, spreken we van osteochondrosis dissecans (OCD). Osteochondrose kan symptoomloos verlopen, maar uit zich veelal in een overvulling (hydrops) van het gewricht. Kreupelheid kan optreden wanneer het paard op twee- of driejarige leeftijd in gebruik wordt genomen.
Aangetaste gewrichten: De meest aangetaste gewrichten zijn het talocrurale gewricht (spronggewricht) en het femoropatellaire gewricht (kniegewricht). In het spronggewricht komen de osteochondrotische veranderingen vooral voor in het gewricht­skraakbeen van de taluscondylen (‘bolspat’) en in het kniegewricht in de randen van de trochlea patellaris en proximale tibia (‘mouw’).
Diagnose: klinische diagnostiek en rontgen
Prognose: geen behandeling dan infauste prognose
Therapie: chirurgisch verwijderen van losse fragmenten en ev wegnemen losse kraakbeenflappen
Prognose voor sportpaard: sprong gunstig en knie redelijk

45
Q

Artritis veulens

A
  • ## polyartritis vaak fibrinopurulent van karakter; kan tegelijk met de polyartritis vaak een serofibrineuze polyserositis, een fibrinopurulente meningitis en pus in de voorste oogkamer (hypopyon) worden aangetroffen.
46
Q

Polyartritis bij het veulen

A

= Veulenziekte
Voorkomen: syndroom waarbij meerdere gewrichten ontstoken zijn; < 3 mnd; E. coli, strepto, salmonella en klebsiella; zwelling; meestal andere aandoeningen; problemen partus; passieve immunodeficiËntie rol bij ontstaan polyartritis
- navel, darm, longontsteking; (spuit)abcessen en wonden; intra-uterien; vaak ook septische osteomyelitis in epifyse en/of metafyse
Verschijnselen en diagnostiek:
- algemeen ziek
- drie typen
- type S (synoviitis); type E (epifysitis) en type P (physitis)
DDx:
- septische artritis (bijvoorbeeld ten gevolge van wonden), aseptische artritiden (distorsies, luxaties; fracturen), aseptische fysitis/epifysitis, osteochondrose, ontsteking van andere synoviale holten (peesscheden, bursae) en hemofilie.
Therapie en preventie:
- rust
- hoge doseringen breedspectrum AB parenteraal en ev. lokaal articulair of IV
- NSAIDs
- spoelen gewricht
- preventief: voldoende colostrum, naveldesinfectie direct na geboorte en preventieve toediening AB (staat in ZL maar vgm is dat niet helemaal de bedoeling??)
Prognose:
- dubieus

47
Q

Polyartritis veulen type S, E en P:

A
  • Type ‘S’ (van synoviitis). Er is alleen een gewrichtsontsteking in de vorm van een serofibrineuze tot fibrinopurulente synoviitis. Er is geen osteomyelitis. Bij punctie wordt meestal erg troebele synovia (pus) verkregen. Röntgenologisch zijn er geen benige veranderingen vast te stellen.
  • Type ‘E’ (van epifysitis). Naast de artritis is er ook een osteomyelitis. Deze is gelokaliseerd in de epifyse, direct subchondraal en vaak op meerdere plaatsen. Het gewrichts-kraakbeen is aanvankelijk nog intact. Wanneer de osteomyelitis zich uitbreidt, ontstaat een progressieve aantasting van het gewrichtskraakbeen, zodat er uiteindelijk een open verbinding ontstaat tussen de osteomyelitis en de gewrichtsholte. Door verdere uitbreiding van de laesie ontstaat verval van nog grotere delen van de aangetaste epifyse. Punctie levert weer purulente synovia op. Bij type ‘E’ worden röntgenologische veranderingen waargenomen ten gevolge van de osteomyelitis.
  • Type ‘P’ (van f(ph)ysitis). Naast de artritis is er altijd een osteomyelitis, die gelokaliseerd is in de directe omgeving van de groeischijf. Meestal is deze te vinden aan de zijde van de metafyse, maar soms ook in de epifyse. Deze osteomyelitis kan gepaard gaan met sequestratie van bot. Vaak vindt uitbreiding naar de gewrichtsholte plaats met als gevolg een septische artritis. Ook breidt de osteomyelitis zich vaak via het periost (metafyse) uit naar de periarticulaire weefsels, met als gevolg subfasciale of subcutane abcessen, eventueel zelfs met fistelvorming. De synovia is meer of minder troebel. Röntgenologisch zijn veranderingen in het gebied van de epifysaire schijf vast te stellen.
48
Q

Discospondylitis paard

A

zeldzame oorzaak van nekpijn, kreupelheid van het voorbeen en ataxie; meestal traumatisch van oorsprong
= (septische) ontsteking van de tussenwervelschijf en aangrenzende wervelichamen;

49
Q

Spondylose paard

A

= gekenmerkt door botwoekeringen (osteofyten) aan craniale en caudale uiteinden van de wervellichamen (vooral ventraal en laterale zijde)

  • gelokaliseerd in thoracolumbale en lumbosacrale deel van de wervelkolom
  • vooral bij oudere honden (grote rassen) en oudere paarden
  • klinische betekenis is gering
50
Q

Kissing spines

A

= rugaandoening bij het paard, waarbij de spinale uitsteeksels van de rugwervels tegen elkaar schuren. Belangrijk is dat de aandoening meestal niet beperkt is tot de spinale uitsteeksels zelf. De meest voorkomende lokalisatie van deze letsels bevindt zich tussen de thoracale wervels T10 en T18, maar ook tussen lendenwervels L1 en L6 kan het voorkomen. Vaak is dit gecombineerd met letsels ter hoogte van het supraspinale ligament.

  • vier graden: variërend van vernauwing van de interspinale ruimte, sclerose, osteolyse tot vormveranderingen van de spinale uitsteeksels
  • diagnose: echografie en scintigrafie
  • therapie: interspinale toediening van corticosteroïden, manuele therapie, aanpassen van het zadel en eventueel chirurgische verwijdering van de desbetreffende spinale uitsteeksels.
  • kissing spines kunnen bij sportpaarden gevonden worden zonder klinische betekenis: dus daarom radiologische bevinden correleren aan klinische bevindingen
51
Q

borreliose (ziekte van lyme)

A
  • bacterie Borrelia burgdorferi
  • overdracht door teken
  • zoonose
  • weinig verschijnselen bij dieren: kreupelheid, koorts, neurologische verschijnselen,
  • moeilijk om tot sluitende diagnose: anamnese tekenbeet; recidiverende kreupelheid; malaise; hoge antilichaamtiter; reactie op antbiotica
  • meest gebruikte AB is tetracyclines
  • bij neurologische verschijnselen AB amoxicilline
52
Q

Wat is pododermatitis?

A

= ontsteking van lederheid van de hoef

  • aseptisch (hoefbevangenheid) of septisch (zoolkneuzing, nageltred, vernageling)
  • acuut of chronisch
53
Q

Zoolkneuzing

A
  • oorzaak: meestal niet perforerende beschadiging pododerma door steentje in steunsels
  • kreupelheid
  • hoe meer vocht zich ophoopt tussen lederhuid en hoornschoen, hoe meer pijn
    Verschijnselen:
  • lokaal een wat warme hoef;
  • op kneusplaats pijnlijk bij percussie en visitatie
  • kreupelheid (meestal niet ernstig)
  • in witte hoorn: bruinrode verkleuring te zien
    Therapie:
  • verwijderen steentje
  • hoorn ter plaatse verdunnen
  • pododerma openleggen om hematoom te ontlasten
  • nat verband, boxrust, NSAIDs, ev. tetanusprofylaxe
  • bekappen, afwijkende hoorn verwijderen, correct beslag aanbrengen; randen rond kneusplaats verdunnen
    Prognose: gunstig, kans op recidieven bij dunne zool of slechte hoornkwaliteit
54
Q

Zoolzweer (septische pododermatitis): acute pododermatitis

A

Voorkomen:
- door primaire infectie vna pododerma (bijv. vernageling of nageltred) of secundair (zoolkneuzing)
- doorweekte hoornschoen door bijv. nat weiland
Verschijnselen:
- acuut optredende ernstige kreupelheid
- verhoogde lichaamstemperatuur
- ondervoet gezwollen, deel ervan warm
- duidelijke digitale pols voelbaar
- pijn bij percussie/visitatie
- hoorn plaatselijk verkleurd
- exsudaat
Diagnostiek:
- uitgebreidheid vaststellen door steriele sonde erin te steken
- hoorn op meest pijnlijke plek wegsnijden tot op lederhuid om te kijken of er bloed of pus uitkomt
- diagnostische anesthesie
- rontgen (fractuur, CA, sequester)
Als we ervan overtuigd zijn dat er een ontsteking in de hoef aanwezig is, ondanks dat er geen purulent exsudaat gevonden is, wordt expectatief voor één of twee dagen een nat verband aangelegd en het onderzoek herhaald.
Therapie:
- opening vergroten tot 1-2 cm2
- verdunnen omringende hoornranden
- voor 2 dagen een desinfecterend nat hoefverband
- vaccinatiestatus (tetanus) controleren
- na 2 dagen boxrust: verband verwijderen en droog verband aanleggen; hoefdrukverband bij gevaar voor prolaps’
- na 10 dagen een hoefijzer (ev met zool) kan aangebracht worden
- complicaties: verdere uitbreiding proces ( nog niet genezen wanneer na eerste 2 dagen nog pijnlijk en exsudaat aanwezig is) > operatieve ingreep nodig; parentaal AB

55
Q

Chronische pododermatitis

A
  • Bij verdere uitbreiding en aantasting van de pododerma of dieper gelegen structuren
  • pijn gering tot ernstig
  • voorkomen is incidenteel
  • diagnostiek zie acute pododermatitis
    Therapie:
  • operatief vrij leggen necrotisch aangetaste pododerma
  • vóór operatie eerst (desinfecterend) nat verband aanleggen om ook verweking van hoornschoen en bevordering van demarcatie te beogen;
  • vanwege gevaar van een prolaps na operatie geen nat verband > droog drukverband met desinfecterend medicament, ev. met AB parenteraal;
  • langdurige pijnlijkheid: rekening houden met hoefbevangenheid van het andere been door overbelasting
  • bevangenheid voorkomen: ijzers verwijderen, NSAIDs, bandageren en een zachte bodem
56
Q

Nageltred en vernageling

A

Voorkomen:
- nageltred = verwonding tgv perforerend trauma door CA (minimaal doorgedrongen tot in lederhuid)
- vernageling = verkeerd ingebrachte nagel door hoefsmid
Verschijnselen en diagnostiek:
- veel pijn
- bij verwijderen CA letten op hoe diep doorgedrongen en in welke richting (met sonde)
- röntgen (ev sonde en contrastmiddel)
- structuren die gelaedeerd kunnen zijn: lederhuid, vetkussen, hoefkraakbeen, hoefbeen, diepe buiger, bursa podotrochlearis, straalbeen en hoefgewricht
Therapie en prognose:
- antibacterieel
- hoorn rondom steekkanaal tot op pododerma wegnemen voor afvloeien exsudaten
- desinfecterende vloeistof wond en omgeving
- verdunnen hoornranden voor voorkomen prolaps
- spoelen steekkanaal met desinfectiemiddel
- boxrust, parentaal AB (min 5 dagen), tetanusprofylaxe ! ; bij open gewricht punctie en spoelen; NSAIDs ter voorkomen van overbelasting andere been
- controle op tweede dag: behandeling gelukt, dan overgaan op droog verband;
- geen verbetering, nieuwe voorlopige prognose: infaust bij necrose van het hoefgewricht, slecht bij necrose van de bursa podotrochlearis en het straalbeen, dubieus bij necrose van de diepe buiger en vrij goed bij necrose van de pododerma en een osteomyelitis van het hoefbeen. Operatief ingrijpen is noodzakelijk om de steekwond voor een goede drainage ruimer open te leggen, de necrose rondom de steekwond te verwijderen en een optimale bestrijding van de infectie ter plaatse mogelijk maken. In de meeste gevallen wordt meteen operatief ingegrepen.

57
Q

Hoefbevangenheid (pododermatitis aseptica diffusa)

A

Voorkomen:
- diffuse aseptische ontsteking van vooral de wandlederhuid;
- meestal wordt veroorzaakt door ‘giftige stoffen’ uit het lichaam zelf, maar ook kan optreden door overbelasting.
- Beruchte oorzaken zijn het leegeten van de haverkist, het overeten aan jong voorjaarsgras, te lang staan aan de nageboorte en endotoxinemie.
Verschijnselen en diagnostiek:
- De voorbenen worden schuin voor de verticaal geplaatst en de achterbenen ver onder het lichaam. Bevangenheid komt meestal aan beide voorbenen of rondom voor. De hoeven voelen warm aan en er is een duidelijke digitale pols waar te nemen is. Percussie van de hoef is zeer pijnlijk, vooral vlak voor de straal ter plaatse van het denkbeeldige punt van het hoefbeen.
- hoefbeen kan gaan zakken, kan binnen 24-48 uur na begin eerste verschijnselen;
- chronische vorn: naar achteren divergerende groeiringen; verbrede witte lijn; losse wand; ontstaan knolhoef met lange pantoffelvormige, opwippende toon
Therapie en prognose:
- oorzaak wegnemen
- rantsoen: alleen water en hooi
- ijzers verwijderen
- hoeven koelen met natte verbanden of afdouchen
- ev. toongedeelte verdunnen tot op lederhuid
- beginnen met hoge dosering NSAIDs, ev. icm acepromazine voor vaatverwijding enacetylsalicylzuur om het bloed te verdunnen. Ook bij de chronische vorm verdient het aanbeveling NSAID’s te geven (in een lagere dosering);
- chronische gevallen: tegengaan verdere kanteling van hoefbeen door tegendruk te geven dmv ijzer met een zool;
- kan regelmatig opflikkeren
Prognose: dubieus tot ongunstig
- door zool naar buiten = euthanasie!

58
Q

Kroonrand of balbetrapping en verwonding

A
  • door met hoeven tegen scherp voorwerp aangeslagen te hebben of door zichzelf te raken tijdens beweging (kneuzing mediale balgebied van voorhoef door toon achterhoef)
    Therapie:
  • aangepast beslag (toon inkorten, klapijzers)
  • open wond: behandelen en hechten
  • immobiliserend verband om caro luxurians (wild vlees) en afwijkende hoorngroei te voorkomen
59
Q

Rotstraal en hoefkanker

A

= primair vervalsproces van het hoorn in de diepe spleetvormige, middelste straalgroeve;
- meestal geen kreupelheid
- oorzaak: combi slechte stalhygiëne, hoefverzorging, onvoldoende beweging
Therapie:
- zorgvuldig bekappen en schoonmaken van de straal en voorzien van opdrogende middelen
Prognose: gunstig bij goede behandeling
N.B.: pas hoef- en( meestal) straalkanker als er sprake is van een woekering van abnormaal kazig zacht hoorn;
Therapie: afwijkend hoorn tot op pododerma wegnemen; daarna droog hoefdrukverband met jodiumtinctuur, betadine of jodoform aanleggen en regelmatig verwisselen tot zich normaal, droog en hard hoorn gevormd heeft;
Maar….hoef- en straalkanker kan zeer hardnekkig zijn, vooral als de aandoening voorkomt aan meerdere hoeven tegelijk; prognose dubieus