zenuwweefsel Flashcards

1
Q

Bespreek de microscopische bouw van een zenuwcel op lichtmicroscopisch en elektronenmicroscopisch niveau

A

Een zenuwcel of neuron is de functionele eenheid van zenuwweefsel. Het zijn sterk gespecialiseerde exciteerbare cellen die in volwassen toestand niet meer delen. Ze variëren sterk in vorm en grootte (4-150 µm).
Elk neuron heeft een cellichaam (perikaryon of soma) en uitloper (axonen en dendrieten).
Het cellichaam of perikaryon bevat de kern van de zenuwcel met daar rond cytoplasma. Het is het stofwisselingscentrum van het neuron (de synthese van chemische boodschappersmoleculen vindt hier plaats) en is ook gevoelig voor prikkels. Er is ook een hoge eiwitsynthese activiteit: Het cellichaam heeft een grote kern met een opvallende nucleolus en fijn verdeeld chromatine. Ook een sterk ontwikkeld RER en er is een ophoping van vrije polyribosomen.
Het Golgi-complex ligt in het gebied rond de kern, het neuron bevat ook veel mitochondriën die verspreid over het cellichaam liggen. Daarnaast bevat het ook veel microtubuli en neurofilamenten. Het oppervlak wordt bedekt door synaptische uitlopers van neuronen of door uitlopers van steuncellen. Het cellichaam bevat ook Nissl-substantie (RER+ vrije ribosomen), dit zijn basofiele elementen in het cytoplasma.
Er zitten soms pigmenten in het cytoplasma, lipofuscine. Dit is een residu van onverteerd materiaal in lysosomen. Het is een ouderdomspigment en wordt in
Grote maten aangetroffen bij oudere dieren / mensen Dendrieten ontvangen stimuli van andere zenuwcellen of andere cellen uit de omgeving. Het zijn korte, sterk vertakte zenuwuitlopers die eerder boomvormig vertakken (dendrietenboom), dit geeft een sterke vergroting van het receptor-oppervlak. Meestal zijn er een paar dendrieten per neuron.
Dendrieten liggen vooral in de omgeving van het perikaryon. Ze hebben een grotere diameter dan axonen en zijn NIET gemyeliniseerd. Er is ook geen scherpe overgang met het cellichaam want er zijn nog veel organellen. De dendrieten hebben geen Golgi-complex. Het oppervlak van dendrieten is bedekt met spina (gemmulae), dit zijn knobbelvormige uitsteeksels die de plaatsen voor synaptisch contact vormen.
Axonen geven stimuli door aan andere zenuwcellen en aan effectorcellen. Er is meestal maar 1 lange (tot 1m) cilindervormige uitloper per neuron. Het axon vertrekt van een trechtervormige heuvel in het perikaryon, de axonheuvel. Hierin zit geen RER of andere duidelijke organellen.
Axonen bevatten mitochondria, neurofilamenten en neurotubuli, die deel uitmaken van het axonaal transportsysteem. Bij axonen is het plasmamembraan het axolemma, en het cytoplasma het axoplasma. Het distale uiteinde van een axon is meestal vertakt en wordt het telodendron of eindboompje genoemd. Elk telodendron eindigt met een eindknopje of bouton waarlangs de overdracht van impulsen plaatsvindt. Heeft ook collateralen: zijtakken die ontspringen van het axon in CZS, staan loodrecht op de lengteas van het axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bespreek dendrieten en axonen

A

Dendrieten ontvangen stimuli van andere zenuwcellen of andere cellen uit de omgeving. Het zijn korte, sterk vertakte zenuwuitlopers die eerder boomvormig vertakken (dendrietenboom), dit geeft een sterke vergroting van het receptor-oppervlak. Meestal zijn er een paar dendrieten per neuron.
Dendrieten liggen vooral in de omgeving van het perikaryon. Ze hebben een grotere diameter dan axonen en zijn NIET gemyeliniseerd. Er is ook geen scherpe overgang met het cellichaam want er zijn nog veel organellen. De dendrieten hebben geen Golgi-complex. Het oppervlak van dendrieten is bedekt met spina (gemmulae), dit zijn knobbelvormige uitsteeksels die de plaatsen voor synaptisch contact vormen.
Axonen geven stimuli door aan andere zenuwcellen en aan effectorcellen. Er is meestal maar 1 lange (tot 1m) cilindervormige uitloper per neuron. Het axon vertrekt van een trechtervormige heuvel in het perikaryon, de axonheuvel. Hierin zit geen RER of andere duidelijke organellen.
Axonen bevatten mitochondria, neurofilamenten en neurotubuli, die deel uitmaken van het axonaal transportsysteem. Bij axonen is het plasmamembraan het axolemma, en het cytoplasma het axoplasma. Het distale uiteinde van een axon is meestal vertakt en wordt het telodendron of eindboompje genoemd. Elk telodendron eindigt met een eindknopje of bouton waarlangs de overdracht van impulsen plaatsvindt. Heeft ook collateralen: zijtakken die ontspringen van het axon in CZS, staan loodrecht op de lengteas van het axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek signaaloverdracht, prikkeloerdracht en prikkelgeleiding.

A

Het ‘doorgeven’ van signalen gebeurt ter hoogte van het distale uiteinde van het axon, een gedeelte wat gewoonlijk vertakt is en telodendron wordt genoemd. Aangezien elk uiteinde van de vertakking een eindknopje of bouton draagt, waarlangs impulsoverdracht plaatsvindt via synapsen, heb je op die manier een heel efficiënte signaaloverdracht. De meeste synapsen zijn chemische synapsen die voor hun signaaloverdracht chemische boodschappermoleculen (=neurotransmitters) nodig hebben.
Afhankelijk van het type neurotransmitter, de moleculaire receptoren en hieraan gekoppelde intracellulaire signaaltransductiemechanismen, zal binding van de neurotransmitter haar invloed hebben op ionenkanalen. Op die manier kan de postsynaptische membraan depolariseren of hyperpolariseren, waarbij we respectievelijk praten over excitatoire en inhibitoire signalen en synapsen. Omdat de som van exciterende en inhiberende impulsen bepalend zal zijn voor het al dan niet bereiken van de ‘drempelwaarde’ voor het verderzetten van de impuls, biedt dit mechanisme enorme mogelijkheden voor fijnregulatie. Morfologisch kan je binnen het zenuwstelsel synapsen terugvinden tussen de verschillende onderdelen van neuronen..
Prikkeloverdracht en prikkelgeleiding
Zenuwcellen reageren snel op wijzigingen in hun omgeving (prikkels) met een verandering van het ‘elektrisch potentiaalverschil’ tussen de binnen- en buitenzijde van hun celmembraan. Een ‘elektrisch potentiaalverschil’ ontstaat doordat ionen (e.g. Na+ en K+) al dan niet doorheen ionenkanalen in de celmembraan kunnen passeren, zodat een verschil in concentratie van deze ionen ontstaat binnen en buiten de cel. Bij neuronen in rust is er een lekkage van K+- ionen naar buiten, voor Na+ is dit niet het geval wat leidt tot een potentiaalverschil van 70-90 mV (=rustpotentiaal), waarbij de binnenkant van de cel negatief is. Bij een stimulatie (=excitatie) zullen spanningsafhankelijke ionenkanalen openen waardoor bv. Na+ naar binnen kan stromen en het potentiaalverschil kan omkeren, dit is de depolarisatie. Bij hyperpolarisatie (=inhibitie) zal de membraanpotentiaal negatiever worden. Depolarisaties en hyperpolarisaties zijn dus het gevolg van openen of sluiten van ionenkanalen in de celmembraan van het neuron.
Wanneer de som van membraandepolarisaties en –hyperpolarisaties de drempelwaarde (-55 mV) bereikt, zullen spanningsgevoelige Na+ kanalen openen zodat Na+ het neuron binnenstroomt en een zenuwimpuls (=actiepotentiaal) ontstaat. Deze actiepotentiaal (=potentiaalsprong) geleidt voort over de celmembraan door instroom van Na+ door spanningsgevoelige Na+ kanalen en herstel van de rustpotentiaal door uitstroom van K+, dit mechanisme heet de ‘prikkelgeleiding’.
Actiepotentialen die ter hoogte van de axonheuvel ontstaan. Er bestaat echter een groot verschil tussen ongemyeliniseerde axonen, waarbij de actiepotentiaal zich als een golf over het neuron verspreidt, en gemyeliniseerde axonen, waar de Na+-kanalen alleen te vinden zijn in gebieden tussen stukjes van de myelineschede en de golf zich sprongsgewijs (saltatoir) over het axon verplaatst. Je kan je wel voorstellen dat deze sprongsgewijze voortzetting veel sneller is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de steuncellen van het centraal zenuwstelsel

A

De steuncellen van het CZS zijn de gliacellen of neuroglia. Er bestaan 4 verschillende types:
1) Microgliacellen: de fagocyterende cellen van het CZS. Ze behoren tot het mononucleair fagocytensysteem. Ze bevatten talrijke lysosomen. Microgliacellen hebben een ovale kern met dunne, vertakte uitlopers. Het aantal microgliacellen is beperkt. Ze scheiden ontstekingsmediatoren uit. Ze komen voor in zowel de witte als grijze stof en zijn afkomstig uit voorlopercellen van het beenmerg.
2) Astrocyten: zijn de fysieke en metabole ondersteuning van de neuronen in het CZS. Het zijn de grootste gliacellen met talrijke uitlopers. De ronde kern is centraal gelegen en bevat ijl chromatine. De uitlopers hebben eindvoetjes die grote oppervlakken van bloedvaten en axonen bedekken en mee de bloed-hersenbarrière ondersteunen. Er bestaan 2 subtypes: fibreuze astrocyten met lange onvertakte uitlopen en protoplasmatische astrocyten met korte vertakte uitlopers.
Het zijn duidelijke bundels intermediaire filamenten die vnl. bestaan uit GFAP of glial fibrillary acidic protein, deze geven steun aan het zenuwweefsel.
De functies van Astrocyten bestaan uit: prolifereren bij beschadiging aan het CZS, het verwijderen van neurotransmittors, en enkele regulerende functies. Ze spelen een rol bij de voeding aan neuronen (via de eindvoetjes). De astrocyten zijn met elkaar verbonden via gap junctions.
3) Oligodendrocyten: de myelinevormende cellen in het CZS. Ze zijn kleiner en minder in aantal dan de astrocyten. Ze liggen vaak in rijen tussen axonen en hebben relatief weinig uitlopers. De kern is klein en rond en er is gecondenseerd chromatine. Oligodendrocyten komen zowel in de witte as grijze stof voor. Ze vormen de myelineschede in CZS. 1 oligodendrocyt myeliniseert talrijke (3-50) axonen.
4) Ependymcellen: gliacellen die de circulatie van het ‘liquor cerebrospinalis’ of cerebrospinaal vocht bevorderen. Cerebrospinaal vocht bevindt zich in alle holtes van het CZS. Gespecialiseerde ependymcellen ter hoogte van de choroidale plexi in hersenholten zullen dan ook verantwoordelijk zijn voor de vorming van cerebrospinaal vocht. Op andere plaatsen zullen ze het transport van ionen, kleine moleculen en water tussen het cerebrospinaal vocht en het hersenweefsel regelen.
Ependymcellen vormen een epitheelachtige laag (=epitheloïde rangschikking) die de holtes binnen het CZS bekleedt, en aan de basale kant contact maakt met het zenuwweefsel. Het ependym bestaat op de meeste plaatsen uit cilindrische cellen met de kenmerken van vloeistoftransporterende epitheelcellen; ze regelen de vloeistofdruk in de holten van het CZS. Het apicale oppervlak van ependymcellen kan ciliën en microvilli dragen. Ependymcellen staan in contact met de eindvoetjes van astrocyten. Daarnaast vinden we ook zogeheten tanycyten terug, dewelke in de ependymaflijning voorkomen maar eindvoetjes hebben op bloedvaten. Ependymcellen zijn afkomstig van de binnenbekleding van de embryonale neurale buis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek de steuncellen van het perifeer zenuwstelsel

A

Cellen van Schwann
Cellen van Schwann) zijn afkomstig van de neurale buis. Functioneel isoleren Schwanncellen het axon van het omgevende extracellulaire compartiment.
Bij gemyeliniseerde axonen zullen meerdere cellen van Schwann achter elkaar liggen zodat ze het axon bedekken met een myelineschede. Aangezien telkens 1 cel van Schwann telkens een stukje van het axon omgeeft is de myelineschede gesegmenteerd. Op plaatsen waar een Schwanncel stopt en een nieuwe Schwanncel start vind je een stukje ‘bloot’ axon. Deze typische structuur heet de knoop (nodus) van Ranvier. Eén ‘internodium’ komt overeen met 1 cel van Schwann.
Een stukje myeline(schede) bestaat eigenlijk uit vele lagen van membranen van een Schwanncel die op elkaar gestapeld zijn. Er ontstaat een kleine verbinding tussen het axon en de Schwanncel, het mesaxon (intern en extern). In de myelineschede liggen de Schwanncelmembranen zo dicht op elkaar dat de binnenbladen van de celmembranen zullen versmelten tot in de TEM zichtbare donkere structuren: de major dense lines. Tijdens de versmelting zal het cytoplasma van de Schwanncellen grotendeels worden weggeperst, zodat enkel kleine hoeveelheden Schwann cel cytoplasma overblijven aan de buitenkant van de myelineschede (=neurilemma) en in kleine gebieden die zichtbaar blijven als insnoeringen van Schmiddt-Lantermann. Soms liggen meerdere axonen in dezelfde groeve van de Schwanncel.
Satellietcellen
Satellietcellen vind je terug in ganglia van het perifeer zenuwstelsel. Ze vormen één continue laag van kubische cellen rondom de neuronale cellichamen en creëren zo een specifieke microomgeving rondom de neuronen. In routine lichtmicroscopische preparaten zijn meestal enkel de kernen waar te nemen.
Om synapsen te kunnen vormen met perikarya moeten zenuwuitlopers binnendringen tussen de satellietcellen en het perikaryon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de opbouw van het ruggenmerg

A

Het ruggenmerg is een afgeplatte cilindrische structuur, die continu is met de hersenen en gelegen is in een longitudinale holte in de wervelkolom. Het bestaat uit verschillende ‘segmenten’ die op craniaal, thoracaal, lumbaal en sacraal niveau liggen.
In essentie is het ruggenmerg een grote ‘communicatiekabel’ die voor het grootste gedeelte bestaat uit axonale uitlopers die van en naar andere delen van het ruggenmerg en naar de hersenen verlopen. Het grootste gedeelte van deze axonen vind je terug ter hoogte van de witte stof als gemyeliniseerde zenuwvezels. Hoe dichter je bij de hersenen bent, hoe meer zenuwvezels in het ruggenmerg zullen verlopen, dus hoe meer witte stof je zal terugvinden. Witte stof zit in het ruggenmerg rondom de grijze stof.
Op een dwarse doorsnede van het ruggenmerg zie je de grijze stof als een H-vormig of ‘vlindervormig’ binnengedeelte, dat gelegen is rond het centrale kanaal (canalis centralis), dat afgelijnd is door ependymcellen. In de ventrale hoorns of voorhoorns (anterior horn; AH) liggen de grote somata van de motorische neuronen (de motorische voorhoorncellen) die input krijgen van de interneuronen. Motorische prikkels vertrekken vanuit deze neuronale cellichamen rechtstreeks naar de skeletspieren. Op dwarse doorsneden van het ruggenmerg zullen op plaatsen waar de ledematen zitten meer motoneuronen voorkomen en zullen de voorhoorns dikker zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek de opbouw van het cerebrum

A

Het cerebrum bestaat uit twee hemisferen. Het oppervlak van elke hemisfeer vertoont een aantal plooien (gyri) en groeven (sulci), die er samen voor zorgen dat het oppervlak sterk vergroot. Net zoals het ruggenmerg zijn de grote hersenen opgebouwd uit grijze stof en witte stof. Hierbij zal de buitenste laag bestaan uit grijze stof en het binnenste deel (medulla) bestaan uit witte stof. We vinden ook kleine ‘eilandjes’ van grijze stof in de witte stof terug, die we dan de ‘diepe kernen’ of nuclei noemen.
We kunnen echter wel een aantal horizontale lagen terugvinden in de grijze stof van de hersenschors, waar een aantal kenmerkende cellen terug te vinden zijn.
1) De buitenste laag of moleculaire laag, die grenst aan de hersenvliezen is vooral zeer rijk aan zenuwvezels; in deze laag vind je voornamelijk dendrieten terug van piramidale cellen (waarvan de cellichamen terug te vinden zijn in laag 3 en 5) en afferente zenuwvezels.
2) De buitenste korrellaag of granulaire laag is samengesteld uit dicht opeen gepakte kleine stervormige (stellate) neuronen die de rol van interneuron vervullen.
3) De buitenste piramidale laag bevat kleine en middelgrote piramidale cellen waarvan de dendrieten in de moleculaire laag gelegen zijn en hun axonen naar de naburige cerebrale cortex verlopen.
4) De binnenste korrellaag of granulaire laag bevat kleine stervormige cellen; deze laag is sterk ontwikkeld in sensorische gebieden van de cortex (bv. de primaire visuele cortex).
5) De binnenste piramidale laag bevat middelgrote tot grote piramidale cellen (de cellen van Betz genoemd) die hun axonen in de witte stof sturen. Deze laag is sterk ontwikkeld in de motorische gebieden van de cortex.
6) De fusiforme (of multiforme of multiplexe) laag: bevat verschillende neuronale celtypes, vele spoelvormige (fusiforme) cellen; grenst aan de witte stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de microscopische bouw van het cerebellum

A
Als onderdeel van CZS bestaat ook het cerebellum uit een buitenste substantia grisea en een binnenste substantia alba. In de substantia alba vind je ook diepe cerebellaire nuclei terug (nucleus dentatus, nucleus interpositus (bij de mens onderverdeeld in nucleus emboliformis en nucleus globosus) en nucleus fastigius).   
Anatomisch zie je dat het cerebellum bestaat uit een ‘wormvormig middengedeelte’ dat de vermis heet en 2 hemisferen. Opvallend is de erg golvende structuur met grote plooien en dalen, en de typische geribbelde structuur die eigen is aan het cerebellum, deze ribbels bestaan uit uitstulpende folia en instulpende sulci. Het meest opvallend aan het cerebellum is de grijze stof van de cerebellaire schors, die opgebouwd is uit 3 karakteristieke lagen: de moleculaire laag, de Purkinje-cellaag (=ganglionaire laag) en de korrel(cel)laag (=granulaire laag).   
De grootste en meest karakteristieke cellen van het cerebellum zijn de Purkinjecellen. Purkinjecellen hebben een peervormig cellichaam waaruit aan de bovenzijde een dendrietenboom ontspringt die zich tweedimensionaal uitbreidt in sagittale richting. Het axon van de Purkinjecel vertrekt aan de basis van het cellichaam en loopt door de korrelcellaag naar de witte stof. Purkinjecellen liggen op 1 rij en vormen de Purkinjecellaag of ganglionaire laag.    
De buitenste laag van de cerebellaire schors, de moleculaire laag genoemd, bestaat voornamelijk uit de dendrietenbomen van de Purkinjecellen en uit zogeheten ‘parallelvezels’. Daarnaast vind je nog twee types van neuronen terug, de ‘stercellen’ en de ‘korfcellen’. Stercellen hebben redelijk kleine perikarya die vooral bovenaan in de buitenste lagen van de moleculaire laag gelokaliseerd zijn. De dendrieten van stercellen lopen in alle richtingen en maken contact met ongeveer 12 Purkinjeceldendrietenbomen. Korfcellen zijn daarentegen wat groter en liggen in het onderste deel van de moleculaire laag, vlak boven de Purkinje-cellaag. De axonen van de korfcellen liggen net boven de cellichamen van Purkinje-cellen en lopen hiermee parallel. Telkens een axon een Purkinjecellichaam passeert, geeft het collateralen (vertakkingen) af die zich rond dit cellichaam schikken tot een ‘korfje’.  
De korrelcellaag (of granulaire laag) tenslotte is de laag van de cerebellaire schors die tegen de witte stof aanligt. Zij is buitengewoon celrijk en bestaat hoofdzakelijk uit korrelcellen, dewelke kleine neuronen zijn, en waarvan de cellichamen verantwoordelijk zijn voor het  “korrelig” of “granulair” aspect van deze laag. De axonen van korrelcellen stijgen op doorheen de Purkinje-cellaag naar de moleculaire laag waar ze elk opsplitsen (T-vormige bifurcatie) in twee parallelvezels. Daarnaast zijn er ook andere zenuwceltypen in de korrellaag, waarvan de Golgicellen de meest bekende zijn, en verspreid doorheen de korrelcellaag voorkomen. Hun dendrietboom vertakt zich hoofdzakelijk in de moleculaire laag en loopt door tot aan het oppervlak van de kleine hersenen. De dendrietboom is niet vlak (tweedimensionaal) zoals die van Purkinje-cellen, maar breidt zich naar alle kanten in de ruimte uit (driedimensionaal). Ook de axonen vertakken zich veelvuldig (weliswaar enkel in de korrelcellaag), wat resulteert in een uitgebreid axonaal netwerk. In de moleculaire laag tref je ook vertakkingen van mosvezels aan. Dit zijn afferente zenuwvezels waarop kleine verdikkingen (rozetten) zitten, die op hun beurt worden omgeven door dendrieten van korrelcellen en uiteinden van Golgi-celaxonen; zo ontstaan structuren die glomeruli genoemd worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de opbouw van een perifere zenuw

A

Worden gevormd door bundels van zenuwvezels. Bevatten meestal zowel gemyeliniseerde als niet-gemyeliniseerde vezels. Bevatten meestal zowel sensorische als motorische zenuwvezels. Vervoeren dus info van weefsels en organen naar de hersenen en het ruggenmerg & omgekeerd. BW-laagjes in een perifere zenuw:

  • epineurium: buitenlaag rond de zenuw, dicht collageen BW, geeft de zenuwen een glanzend wit uitzicht.
  • perineurium: dicht BW, rond de zenuwbundels, 1 of meer lagen die collageen vormen, contractiele eigenschappen, aan beide opp een lamina basalis (opp = epitheelachtig)
  • endoneurium: netwerk van losmazig BW, rond elke individuele zenuwvezel, hierin kunnen bloedcapillairen voorkomen, geeft steun + speelt een rol bij de voeding van de zenuwvezels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de opbouw van een ganglion

A

Perifere ganglia zullen dienen als ‘schakelstations’ in het PZS. Het zijn in feite opeenhopingen van neuronale cellichamen. Deze neuronale cellichamen zijn omgeven door de satellietcellen of kapselcellen waarrond het bindweefsel (ook wel endoneurium genoemd) zit. Langs de buitenkant is een ganglion volledig omgeven door een bindweefselkapsel. We kunnen een onderscheid maken tussen sensorische en autonome ganglia.
Bij sensorische ganglia kunnen we een onderscheid maken tussen deze die geassocieerd zijn met de dorsale wortels van de spinale zenuwen (‘dorsal root ganglia (DRGs)’ of spinale ganglia genoemd) en deze die geassocieerd zijn met de craniale hersenzenuwen. De neuronen in deze sensorische ganglia zijn pseudo-unipolair en zullen de afferente impulsen rechtstreeks doorsturen vanuit de periferie naar het CZS, zonder dat ze het neuronale cellichaam passeren.
Autonome ganglia bevatten de perikarya van postsynaptische autonome neuronen (zie AZS). Een aantal van deze autonome ganglia vind je terug als bv. grensstrengganglia, een heleboel andere vind je terug in de organen waarin de doelcellen gelegen zijn (bv. ganglia van de myenterische plexus in het gastro-intestinaal stelsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de bloed-hersenbarrière

A

Het bloedplasma kan relatief grote schommelingen vertonen in werkzame moleculen die storend kunnen zijn voor neuronale functies. Om die reden is er een bloed-hersenbarrière die goed doorlaatbaar is voor O2 en CO2 en voor kleine vetoplosbare moleculen (waaronder anesthetica), maar ondoordringbaar is voor grotere organische moleculen. De intercellulaire vloeistof rondom neuronen in het CZS is daarentegen zeer constant in samenstelling en duidelijk verschillend van de rest van het lichaam.
De belangrijkste component in de bloed-hersenbarrière is het endotheel van de capillairen, waarin de spleten tussen de endotheelcellen afgesloten zijn via tight junctions (zonula occludentes). Bovendien vertonen deze capillairen een dikke lamina basalis met daarrond nog eens een zo goed als continue laag die gevormd wordt door de eindvoetjes van astrocyten die rusten op dezelfde lamina basalis, welke ze samen met de endotheelcellen opbouwen.
In enkele delen van de hersenen is de barrière minder strikt of afwezig (bvb. de hypothalamus). De zenuwcellen in deze regio’s staan onder invloed van in het bloed circulerende moleculen (bvb. hormonen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de organisatie van het autonoom zenuwstelsel

A

Het AZS speelt een belangrijke rol bij de homeostase van het lichaam. Om dit op een efficiënte manier uit te kunnen voeren is het AZS een effectorsysteem dat vooral zijn invloed uitoefent op gladde spieren, hartspieren en klierepithelen. Deze effectorcellen kunnen in de organen sterk regulerend werken. Op de effecten die door het AZS tot stand komen heb je geen vat, wat betekent dat het AZS, zoals de naam het zegt, ‘autonoom’ werkt. Sensorische banen die vanuit de organen vertrekken naar het CZS worden ook tot het AZS gerekend.
Het effectorsysteem van het AZS bestaat uit een (ortho) sympatische en parasympatische component. Hierbij zal het sympatische deel zorgen voor ‘activiteit’ en het parasympatische deel voor ‘rust’.
De visceraal efferenten van het AZS zullen steeds door een keten van twee neuronen prikkels doorsturen naar effectorcellen. De preganglionaire neuronen van het (ortho)sympatisch systeem liggen in de thoracale en bovenste lumbale segmenten van het ruggenmerg; hun voornaamste neurotransmitter is acetylcholine. De postganglionaire neuronen vinden we terug in perifere ganglia van de sympatische grensstreng en in prevertebrale ganglia; de voornaamste neurotransmitter is noradrenaline.
Bij het parasympatisch systeem zijn de preganglionaire neuronen gelokaliseerd in de hersenstam en in het sacrale deel van het ruggenmerg; hun voornaamste neurotransmitter is acetylcholine. De postganglionaire neuronen liggen zoals gezegd in ganglia in of tegen de wand van viscerale organen of in ganglia geassocieerd met de kopzenuwen; de voornaamste neurotransmitter is ook in de postganglionaire neuronen acetylcholine.
Veelal bezenuwen de sympatische en parasympatische systemen dezelfde organen, waarbij hun acties meestel antagonistisch (=tegengesteld) zijn. Op dit moment wordt het enterisch zenuwstelsel (EZS) als een afzonderlijke component van het AZS beschouwd, omdat het eigen sensorische neuronen en interneuronen bezit. Alhoewel het onafhankelijk van preganglionaire sympatische en parasympatische input kan werken, zijn deze wel overvloedig aanwezig. Het EZS bevindt zich in de wand van het spijsverteringskanaal en is opgebouwd uit ganglia met postganglionaire neuronen die via netwerken onderling verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek de degeneratie en regeneratie van neuronen

A

Bij het ouder worden van dieren treedt ondermeer een vermindering van het geheugen op. Dit is niet zozeer te wijten aan een verlies van neuronen, maar aan een degeneratie van hun axonen en een verandering van synaptische contacten. De veranderingen die optreden bij beschadiging van een axon en het eventuele herstel zijn voorgesteld in onderstaande figuur, waarbij als voorbeeld een motoneuron en zijn connectie met een skeletspiercel werd genomen. Wanneer een axon wordt beschadigd zullen in de tijd verschillende veranderingen plaatsvinden.
Bij beschadiging van het axon gaat het perikaryon zwellen, zal de concentratie aan celorganellen verkleinen en zal de kern van de zenuwcel zich naar de periferie van het gezwollen perikaryon verplaatsen. Distaal van de beschadiging gaat de zenuwvezel (axon+ myelineschede) degenereren. Ook het gedeelte tegen het celsoma aan (proximale stomp) degenereert gedeeltelijk. Alleen de bindweefselhuls waarin de gedegenereerde vezel verliep blijft bestaan. Binnen de bindweefselhuls gaan de cellen van Schwann prolifereren tot de banden van Büngner, die als geleiders dienen voor de uit de centrale stomp uitgroeiende zenuwvezels. Wanneer de perifere en centrale stomp dicht bij elkaar liggen kan de ZV herstellen. Wanneer dit niet het geval is, is er geen functieherstel. Let op de degeneratie van de effectorcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly