ZENUWSTELSEN Flashcards

1
Q
  1. Noem 3 symptomen die kunnen optreden bij CVA
A

a. Eenzijdige verlamming
b. Onvermogen om te praten
c. Bewustzijnsverlies
d. Soms slecht zien/tastverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Hoe is de prognose bij een CVA?
A

1/3 overlijdt
1/3 blijft invalide
1/3 herstelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Welke gevaar bestaat er na een CVA?
A

Het gevaar van herhaling met opnieuw de kans te sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat voor symptomen passen bij een TIA (Transcient ischemisch attack) en wat is het kenmerkende verloop?
A

Dat is voorbijgaande cerebrale ischemie.

Uitvalsverschijnselen die binnen 24 uur verdwijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de oorzaak van epiduraal hematoom?
A

Klap op het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Wat is kenmerkend aan het verloop van de symptomen bij een extradurale bloeding?
A

Verschijnselen ontstaan een tijd na de klap en vaak stapsgewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Noem 4 symptomen die passen bij een epiduraal hematoom
A

a. Sufheid
b. Niet te wekken uit slaap
c. Misselijk
d. Hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Noem 6 symptomen die passen bij meningitis
A

a. Plotselinge hoge koorts
b. Stijve nek
c. Ernstige hoofdpijn die anders lijkt dan normaal
d. Hoofdpijn met misselijkheid of braken
e. Verwarring of concentratieproblemen
f. Epileptische aanvallen
g. Slaperigheid of moeite om wakker te worden
h. Gevoeligheid voor licht
i. Geen eetlust of dorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Noem 4 complicaties die kunnen optreden bij meningitis
A

a. Invaliditeit door verlamming
b. Postpoliosyndroom (pijn)
c. Encefalitis
d. DIC (Disseminated intravascular coagulation), bloedstolling
e. Seizures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Wat is de meest effectieve manier om complicaties bij meningitis te voorkomen?
A

Goede hygiëne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Noem 4 symptomen die kunnen passen bij een beginnende poliobesmetting
A

a. Likt op zomergriep
b. Hoofdpijn
c. Keelpijn
d. Koorts
e. Diarree
f. Vaak spierzwakte en verlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Noem 3 symptomen van commotio cerebri
A

a. Bewustzijnsverlies korter dan 15 minuten
b. Soms misselijkheid en braken
c. Hoofdpijn
d. Retrograde amnesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Noem 4 kenmerkende symptomen van contusio cerebri
A

a. Bewusteloosheid langer dan 15 minuten
b. Vaak verward en rusteloos in aansluiting op klap op het hoofd
c. Retrograde amnesie meer dan enkele minuten
d. Posttraumatische amnesie van dagen tot manden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Noem 3 ernstige risico’s van contusio cerebri
A

a. Als posttraumatische amnesie minder dan 7 dagen: 90% herstel
b. Als posttraumatische amnesie langer dan 28 dagen: 10% herstel
c. Anders blijvende uitvalverschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Noem de symptomen en het verloop van de symptomen van carpaletunnelsyndroom
A

a. Tastverlies en tintelingen in het innervatie gebied van de betreffende zenuw in de hand: meestal: duim, wijsvinger, middel en ringvinger en de nagels van alle vingers behalve de pink
b. De tintelingen kunnen uitstralen tot de elleboog
c. Verschijnselen zijn ’s nachts het sterkst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Wat zijn symptomen van perifere neuropathie?
A

a. Tintelingen in handen en voeten
b. Symptomen verspreiden geleidelijk van perifeer naar de romp
c. Tastverlies
d. Krachtsverlies

17
Q
  1. Noem 4 oorzaken van perifere neuropathie
A

a. Diabetes mellitus
b. Vitamine B12 gebrek
c. Alcoholisme
d. Intoxicatie

18
Q
  1. Noem 5 symptomen van Guillain-Barre
A

a. Acute en ernstige polyneuropathie
b. Risicos en complicaties
c. Ademstilstand
d. Restverschijnsel
e. Moeilijkheid met blaasbesturing of darmfunctie
f. Snelle hartslag
g. Lage of hoge bloeddruk
h. Moeilijk ademhaling

19
Q
  1. Wat is kenmerkend aan spanningshoofdpijn?
A

Kenmerkend is dat de pijn al jaren optreedt en er geen duidelijk begin aangewezen kan worden

20
Q
  1. Wat is duidelijkste kenmerk van hoofdpijn veroorzaakt door tumoren in het hoofd?
A

Hoofdpijn gaat in veel gevallen gepaard met misselijkheid en overgeven en is vaak ’s ochtends het hevigst

21
Q
  1. Noem een kenmerk van trigeminusneuralgie
A

Niet duidelijk oorzaak

De pijn is dermate ernstig dat een aantal patiënten overweegt hun leven te beëindigen

22
Q
  1. Noem 4 symptomen die kunnen optreden bij migraine
A

a. Eenzijdige hoofdpijn
b. Aanvalsgewijs
c. Braken
d. Lichtschuw
e. Scotomen

23
Q
  1. Noem 4 vormen van epilepsie, ieder met een kenmerkend symptoom
A

a. Grand mal (klassieke epilepsie) – plotselinge aanval van spiersamentrekking
b. Petit mal: plotseling verstarren bij kinderen
c. Focale epilepsie: spiertrekkingen in een duim of elders
d. Temporale epilepsie: afwijkend gedrag zoals slaapwandelen

24
Q
  1. Aan welke aandoeningen kan men denken bij nieuw ontstane epilepsie?
A

Hersentumor

25
Q
  1. Noem minstens 3 aandoeningen die aanleiding kunnen geven tot epilepsie?
A

a. Hersentumor
b. Hersen absces
c. Meningitis
d. Hersentrauma

26
Q
  1. Wat is een status epilepticus?
A

Opeenvolgende aanvallen of een grand mal aanval die niet meer overgaat

27
Q
  1. Noem een kenmerkend symptoom van Morbus Parkinson
A

Tremor in rust

28
Q
  1. Wat is meestal het verloop op den duur van de symptomen van een eerste aanval van MS?
A

Klachten verdwijnen na een aanval (de eerste aanval kan de enige aanval zijn)

29
Q
  1. Noem 7 symptomen die passen bij een hersentumor
A

a. Hoofdpijn
b. Braken zonder misselijkheid
c. Epilepsie
d. Verminderd gezichtsvermogen
e. Eenzijdig krachtsverlies
f. Verlies van het reukvermogen
g. Persoonlijkheidsveranderingen

30
Q
  1. Geef de definitie van Niet aangeboren Hersenletsel
A

Is een schade aan de hersenen

31
Q
  1. Benoem 3 niet-traumatische oorzaken
A

a. Beroerte/Cerebrovasculair accident (CVA): herseninfarct; hersenbloeding
b. Infectie (encefalitis, meningitis)
c. Gezwel/tumor

32
Q
  1. Benoem 3 vormen van dementie
A

a. Alzheimer
b. Vasculaire dementie
c. Fronto-temporale dementie

33
Q
  1. Benoem 4 symptomen die optreden bij Alzheimer
A

a. Vergeetachtigheid (problemen met lezen, praten, schrijven en rekenen)
b. Verder gaan ook andere cognitieve functies verloren
c. Zelfstanding handelen en het nemen van initiatieven worden bemoeilijkt en raken onder het vroegere niveau
d. Vaak raakt iemand gedesoriënteerd in tijd en/of plaats en gaan sociale vaardigheden verloren

34
Q
  1. Hoe wordt pijn geclassificeerd?
A

a. In tijdsduur
b. Gebaseerd op anatomie
c. Naar oorzaak
d. Naar ernst

35
Q
  1. Waar wordt pijn verwerkt?
A

Cortex cerebri (hersenschors)