zegswijzen Flashcards

1
Q

alea iacta est

A

‘de teerling is geworpen’
Caesar steekt Rubicon over en start burgeroorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ad fundum

A

‘tot de bodem’
glas in één keer uitdrinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amicum perdere est damnorum maximum

A

‘een vriend verliezen is de grootste ellende’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

amicus certus in re incerta cernitur

A

‘een echte vriend wordt gevonden in een onzekere situatie’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

amor non celatur

A

‘liefde wordt niet verborgen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anno domini

A

‘in het jaar van de heer’
na Christus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

asinus ad lapidem non bis offendit eundem

A

‘een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

barba non facit philosophum

A

‘de baard maakt de filosoof niet’
mensen doen zich soms anders voor, je mag niet enkel op het uiterlijk afgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

carpe diem

A

‘pluk de dag’
Horatius (65-8v.C.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cave canem

A

‘pas op voor de hond’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

citius, altius, fortius

A

‘sneller, hoger, sterker’
motto Olympische Spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cogito, ergo sum

A

‘ik denk dus ik ben’
Descartes
het enige dat je zeker weet is dat je bestaat omdat je nadenkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cum grano salis

A

‘met een korrel zout’
wees niet te goedgelovig, denk een beetje kritisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cum laude

A

‘met lof’
als je afstudeert van de universiteit met onderscheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cum libello in angello

A

‘met een boekje in een hoekje’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de mortuis nil nisi bene

A

‘over de doden, niets dan goed’
je mag niet kwaad spreken over de doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

divide et impera

A

‘verdeel en heers’
tactiek van Caesar in de Gallische oorlogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dulce et decorum est pro patria mori

A

‘het is zoet en eervol om te sterven voor het vaderland’
Uit WO1 van Horatius
Ironische uitspraak om mensen te overtuigen om als soldaat mee te vechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dum spiro, spero

A

‘zolang ik adem, leef ik’
er is altijd hoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

dura lex, sed lex

A

‘de wet is streng, maar het is de wet’
rechtsprincipe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

e fructu arbor cognoscitur

A

‘een boom wordt herkend aan zijn vrucht’
je herkent een artiest aan zijn werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

elephantum ex musca facere

A

‘van een mug een olifant maken’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

errare humanum est

A

‘missen is menselijk’
het is normaal dat je fouten maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

experientia docet

A

‘ervaring leert’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

fama nihil est celerius

A

‘niets is sneller dan geroddel’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

festina lente

A

‘haast je langzaam’
oxymoron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

habemus papam

A

‘we hebben een paus’
als er een nieuwe paus verkozen is

28
Q

homines amplius oculis quam auribus credunt

A

‘mensen geloven meer met hun ogen dan met hun oren’
mensen hebben liever visueel bewijs

29
Q

homines quod volunt credunt

A

‘de mensen geloven wat ze willen’
Caesar
je gelooft wat je eerst denkt

30
Q

horum omnium fortissimi sunt belgae

A

‘van al dezen zijn de Belgen de dappersten’
Caesar, De Bello Gallico
omdat ze kunnen overleven naast hun Germaanse buren en omdat ze ver van de beschaving woonden

31
Q

in cauda venenum

A

‘het vergif zit in de staart’
je kan een goed gevoel hebben terwijl het bezig is, maar op het einde kan het steken

32
Q

in dubio

A

‘bij twijfel’
rechtspraak

33
Q

in memoriam

A

‘ter herinnering’
op een graf

34
Q

in vino veritas, in aqua sanitas

A

‘in wijn zit waarheid, in water gezondheid’
als je dronken bent, flap je dingen uit

35
Q

infinitus est numerus stultorum

A

‘oneindig is het getal van de dwazen’
slimme mensen zijn zeldzaam, dommerikken zijn er oneindig

36
Q

inter arma enim silent leges

A

‘want de wetten zwijgen tussen de wapen/tijdens de oorlog’

37
Q

lapsus linguae

A

‘een uitschuiver van de tong’
een verspreking

38
Q

linea recta

A

‘in rechte lijn’
direct

39
Q

manibus pedibusque

A

‘met handen en voeten’
op allerlei manieren

40
Q

mea culpa

A

‘door mijn schuld’
wanneer je iets fout hebt gedaan

41
Q

mens sana in corpore sano

A

‘een gezonde geest in een gezond lichaam’
je moet je lichaam ook verzorgen, je voet je goed mentaal als je lichaam gezond is

42
Q

morituri te salutant

A

‘zij die zullen sterven, groeten u’
bij de gladiatoren

43
Q

naturam frenare potes, sed vincere numquam

A

‘je kan de natuur beteugelen, maar nooit overwinnen’

44
Q

nomen est omen

A

‘de naam is een voorteken’

45
Q

nosce te ipsum

A

‘ken jezelf’
spreuk van het orakel van Delphi

46
Q

nulla poena sine lege

A

‘geen straf zonder wet’
als er geen wet voor is, is er geen straf mogelijk

47
Q

nulla regula sine exceptione

A

‘geen regel zonder uitzondering’

48
Q

nunc aut numquam

A

‘nu of nooit’

49
Q

omne principium difficile est

A

‘alle begin is moeilijk’
het moeilijkste van een taak is het begin

50
Q

omnia vincit amor

A

‘liefde overwint alles’
Vergilius
liefde is waanzin

51
Q

ora et labora

A

‘bid en werk!’
klooster, Sint-Benedictus

52
Q

panem et circenses

A

‘brood en spelen’
Juvenalis
tactiek om het volk bezig en tevreden te houden

53
Q

in nomine patris et filii et spiritus sancti, amen

A

‘in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest, amen’
het kruisteken

54
Q

pecunia non olet

A

‘geld stinkt niet’
Vespasianus
alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan

55
Q

post factum

A

‘na het feit’

56
Q

patius sero quam numquam

A

‘beter laat dan nooit’

57
Q

quae volumus credimus libenter

A

‘we geloven graag wat we willen’

58
Q

repetitio est mater studiorum

A

‘herhaling is de moeder der studies’

59
Q

si vis pacem, para bellum

A

‘als je vrede wil, bereid een oorlog voor’
oxymoron
eerst alle tegenstanders uitschakelen, dan krijg je vrede

60
Q

sine labore nihil

A

‘niet zonder arbeid/werk’
zonder inspanning geen resultaat

61
Q

sol lucet omnibus

A

‘de zon schijnt voor iedereen’

62
Q

tempus omnia revelat

A

‘de tijd onthult alles’

63
Q

tu quoque, fili mi!

A

‘jij ook, mijn zoon’
Caesar
wanneer Brutus (adoptiezoon) hem neersteekt

64
Q

ubi fumus, ibi ignis

A

‘waar rook is, daar is vuur’

65
Q

ubi volentia est, via est

A

‘waar een wil is, is een weg’

66
Q

verba volant, scriptia manent

A

‘woorden vervliegen, geschreven dingen blijven’

67
Q

veni, vidi, vici

A

‘ik kwam, ik zag, ik overwon’
Caesar