Voc. Caesar D.B.G. VI. 6. Flashcards
1
Q
Esse
A
Sum, fui, /
Zijn
2
Q
Omnis
A
Omnis, omne
Geheel, ieder, alle
3
Q
Dedere
A
Dedo, dedidi, deditum
Overleveren, uitleveren, wijden
4
Q
Atque
A
En
Voegwoord
5
Q
Ob
A
+acc.
Wegens
6
Q
Is, ea, id
A
Pers./aanw. Vnw.
Die, dat, hij, zij, het
7
Q
Causa
A
Causae
Oorzaak, reden, proces, rechtszaak
8
Q
Qui
A
Quae, quod
Betr. vnw.
Die, dat
9
Q
Gravis
A
Gravis, grave
Zwaar, erg, ernstig
10
Q
In
A
+abl.
In, op
11
Q
Proelium
A
Proelii
Gevecht, strijd
12
Q
Periculum
A
Periculi
Gevaar
13
Q
Aut
A
Of
Voegwoord
14
Q
Pro
A
+abl.
voor, in plaats van, ten voordele van
15
Q
Homo
A
Hominis
Mens, man
16
Q
Se
A
Zich
Wederkerend voornaamwoord