ww Flashcards
1
Q
aanvaarden
A
accepter
2
Q
vergezellen
A
accompagner
3
Q
dol zijn op
A
adorer
4
Q
beweren, verklaren
A
affirmer
5
Q
helpen
A
aider
6
Q
houden van
A
aimer
7
Q
verbeteren
A
améliorer
8
Q
aanhouden, stoppen
A
arrêter (s’arrêter)
9
Q
aankomen
A
arriver
10
Q
bijwonen, assisteren
A
assister à
11
Q
verhogen
A
augmenter
12
Q
toegeven, bekennen
A
avouer
13
Q
verminderen
A
baisser
14
Q
babbelen
A
bavarder
15
Q
verbranden
A
brûler