trajet 5 Flashcards
1
Q
de verandering
A
le changement
2
Q
de verbruiker
A
le consommateur
3
Q
het verbruik
A
la consommation
4
Q
de vastelling
A
le constat
5
Q
gevaarlijk
A
dangereux, dangereuse
6
Q
veranderen
A
changer
7
Q
zoeken
A
chercher
8
Q
verbruiken
A
consommer
9
Q
verminderen/afnemen
A
diminuer
10
Q
beperken
A
limiter
11
Q
herstellen
A
réparer
12
Q
de planeet
A
la planète
13
Q
de grond/bodem
A
le sol
14
Q
de aarde, grond
A
la terre
15
Q
het voorwerp waarin iets kan ‘recipiënt’
A
le contenant
16
Q
het carpoolen
A
le covoirturage
17
Q
de ecologie
A
l’égologie
18
Q
het milieu
A
l’environnement
19
Q
de recyclage
A
le recyclage
20
Q
het waterzuiveringstation
A
la station d’épuration
21
Q
het openbaar vervoer
A
les transport en commun
22
Q
biologische
A
biodégrable
23
Q
ecologische
A
écologique
24
Q
schoon, milieuwvriendelijk
A
propre