Wörterliste B Flashcards
1
Q
der Anfänger
A
de beginner
2
Q
der Turnbeutel
A
de sporttas
3
Q
die Mitgliedschaft
A
het lidmaatschap
4
Q
das Mitglied
A
het lid
5
Q
das Trikot
A
het shirt (van een bepaalde sportvereniging)
6
Q
die Sportschuhe
A
de sportschoenen
7
Q
am Wochenende
A
in het weekeinde
8
Q
an Werktagen
A
doordeweeks
9
Q
einmal am Tag
A
één keer per dag
10
Q
fallen
A
vallen
11
Q
froh sein
A
blij zijn
12
Q
gestern
A
gisteren
13
Q
gut - besser - am besten
A
goed - beter - hetbest
14
Q
heute
A
vandaag
15
Q
jede Woche
A
elke week