Wörterliste A Flashcards
1
Q
der Gewinner
A
de winnaar
2
Q
der Sportplatz
A
het sportveld
3
Q
der Tennisplatz
A
de tennisbaan
4
Q
der Verein
A
de vereniging
5
Q
der Verlierer
A
de verliezer
6
Q
der Wettkampf
A
de wedstrijd (overige sporten)
7
Q
die Mannschaft
A
het team
8
Q
die Meisterschaft
A
het kampioenschap
9
Q
das Foul
A
de overtreding
10
Q
das Schwimmbad
A
het zwembad
11
Q
das Spiel
A
het spel, de wedstrijd (balsport)
12
Q
das Tor
A
het doel / doelpunt
13
Q
die Zuschauer
A
de toeschouwers
14
Q
anfeuern
A
aanmoedigen
15
Q
Fußball spielen
A
voetballen