Woordverklaringen Flashcards

1
Q

Anurie

A

Onvermogen v.d. nieren om urine te vormen (< 50ml/dag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algurie

A

Pijnlijke urinelozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Balanitis

A

Ontsteking van de eikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cystitis

A

Blaasontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cystolithiasis

A

Stenen in de urineblaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cystectomie

A

Wegnemen van de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cytstoscopie

A

Het inwendig bekijken van de blaas dmv een camera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cystostomie

A

Een kunstmatig gecreëerde verbinding van de blaas naar de buikwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cervicotomie

A

Het wegnemen van de baarmoederhals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cystenieren

A

Blaasje(s) gevuld met vocht thv de nieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cryptorchidie

A

Niet ingedaalde testikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dysurie

A

Pijn of ongemak bij het plassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Enuresis (nocturna)

A

Onwillekeurige urinelozing (‘s nachts).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Epididymitis

A

Ontsteking van de bijbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Frenulum

A

Omslagplooi vanaf de voorhuid tot onderzijde van de eikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fimosis

A

Voorhuidvernauwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Parafimosis

A

Insnoering van de penis door vernauwde voorhuid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hematurie

A

Bloed in de urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hypospadie

A

Aangeboren abnormale uitmonding van de urinebuis aan de ondervlakte van het mannelijk lid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Incontinentie

A

Ongewild urineverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kolieken

A

Heftige pijnaanvallen door het samentrekken van het gladde spierweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Meatusstenose

A

Ingang van de plasbuis is vernauwd.

23
Q

Nefrolithiasis

A

Nierstenen.

24
Q

Nierinsufficiëntie

A

Een verminderde nierwerking (acuut of chronisch).

25
Q

Nierhypoplasie

A

Onderontwikkeling van de nefronen.

26
Q

Oligurie

A

Verminderde urineproductie (< 500 ml/dag).

27
Q

Orchitis

A

Teelbalontsteking.

28
Q

Orchi-epididymitis

A

Ontsteking zaadbal en bijbal.

29
Q

Pyurie

A

Witte bloedcellen in de urine.

30
Q

Pyelitis

A

Nierbekkenontsteking

31
Q

Peylonefritis

A

Ontsteking van de nier & nierbekken.

32
Q

Prostatitis

A

Ontsteking van de prostaat.

33
Q

Prostatisme

A

Vergrote prostaat.

34
Q

Prostaathypertrofie

A

Goedaardige vergroting van de prostaat.

35
Q

Palpatio per anum

A

Onderzoek peri-anaal gebied en prostaat door middel van rectaal voelen.

36
Q

Prostatectomie

A

Wegnemen van de prostaat.

37
Q

Pneumaturie

A

Verlies van lucht tijdens mictie.

38
Q

Proteïnutie

A

Eiwitten in de urine

39
Q

Polyurie

A

Veel plassen (> 3l/dag).

40
Q

Pollakisurie

A

Frequent plassen (> 8x/dag).

41
Q

Poliep

A

Goedaardige tumor thv blaas.

42
Q

Priapisme

A

Langdurige erectie van de penis.

43
Q

Residu

A

Urine die achterblijft in de blaas na mictie.

44
Q

Retentie

A

Ophoping van urine in de blaas.

45
Q

Reflux

A

Terugvloei.

46
Q

Strangurie

A

Langzame en pijnlijke urinelozing.

47
Q

Torsio testis

A

Teelbal draait zich om zijn as. Medische urgentie.

48
Q

T.U.R.P.

A

(Trans Utherale Resectie Prostaat)
Ingreep via de plasbuis waarbij de prostaat wordt weggenomen.

49
Q

Urodynamisch onderzoek

A

Blaasonderzoek om de blaasdruk te meten.

50
Q

Ureterocele

A

Het laatste deel van de urineleider sterk verwijd.

51
Q

Urethritis

A

Ontsteking van de plasbuis/urineleider.

52
Q

Uroloog

A

Specialist die onderzoeken en behandelingen uitvoert thv nieren, urineleiders, blaas, plasbuis, teelballen en prostaat.

53
Q

Vesica urinaria

A

Blaas