Hfst 1: Urologische zorgen Flashcards

1
Q

Wat zijn de onderdelen van de urinewegen van de mens?

A
  • de nieren;
  • de ureters;
  • de blaas;
  • de urethra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer ontstaat e mictiedrang?

A

Wanneer de urine door de ureters naar de blaas wordt getransporteerd en deze hoeveelheid urine groot genoeg is (+- 300cc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verloopt het urineren?

A

De hersenen sturen een prikkel door waardoor we drang voelen om te urineren. Door het openen van de blaassfincter en het aanspannen van de blaasspieren kan de urine het lichaam verlaten via de urethra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de anatomische bouw van het urinair stelsel bij de vrouw?

A
  • urethra is ± 3 à 4 cm lang
  • ligt vlak bij de voortplantingsorganen
  • de blaas bevindt zich vlak boven een laag spieren die de buikholte afsluit (bekkenbodemspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de anatomische bouw van het urinair stelsel bij de man?

A
  • urethra is ± 20 cm lang
  • loopt in een bocht vanuit de blaas naar de penis
  • loopt doorheen de prostaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is sonderen?

A
  • het kunstmatig verwijderen van urine uit de blaas door middel van een steriele blaaskatheter die via de urethra wordt ingebracht
  • B2 handeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten sondage zijn er?

A
  • éénmalige of intermittente blaaskatheterisatie
  • plaatsen van een verblijfskatheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is éénmalige of intermittente blaaskatheterisatie?

A

het invoeren van een katheter in de blaas, laten afvloeien van urine en terug verwijderen van de katheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een verblijfskatheter?

A

het invoeren van een katheter in de blaas om deze gedurende een zekere tijd ter plaatse te laten. De urine-afvloei kan gebeuren op een onderbroken of ononderbroken manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de indicaties voor intermittente sondage?

A
  • residubepaling
  • bij urineretentie
  • staalafname
    {* blaasspoeling
  • blaasinstillatie (toedienen van medicatie in de blaas)} -> verblijfskatheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de indicaties voor een verblijfskatheter?

A
  • zorgen voor een voortdurende afvloei van urine bij zorgvragers die moeite hebben met spontane mictie als gevolg van een neurologische aandoening met verlamming of gevoelsverlies
  • bij zorgvragers met pathologiën of therapieën waarbij het urinedebiet nauwkeurig moet opgevolgd worden
  • bij bepaalde chirurgische ingrepen
  • bij uitgebreide sacrale of perianale wonden (bij incontinentie), ter preventie van contaminatie en verweking van de wonden
  • bij tegenindicaties voor mobilisatie (bv. bij bekkenfractuur)
  • comfortzorg bij terminale zorgvragers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn alternatieven voor verblijfskatheterisatie?

A
  • gebruik van een (vrouwen)urinaal;
  • gebruik van incontinentiemateriaal;
  • gebruik van een condoomkatheter;
  • intermittent katheteriseren (door de verpleegkundige of de zorgvrager zelf);
  • plaatsen van een suprapubische katheter bij langdurige noodzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de contra-indicatie van blaaskatheterisatie?

A
  • bij vermoeden van een urethrakwetsuur;
  • ter preventie van incontinentie;
  • voor residubepaling moet eerst gebruik gemaakt worden van een bladderscan;
  • bij urineretentie tracht men eerst hulpmiddeltjes toe te passen om de zorgvrager spontaan te laten urineren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de mogelijke complicaties van blaaskatheterisatie?

A
  • infectie (meest voorkomend)
  • kwetsuren
  • pijn
  • irritatie van de slijmvliezen
  • risico op incontinentie en urineretentie
  • ontstaan van parafymosis
  • foutief plaatsen van de katheter in de schede
  • afwezigheid van urine
  • blaasverschrompeling
  • blaasspasmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van infectie bij blaaskatheterisatie?

A

o gebruik van onsteriel materiaal;
o onsteriel werken;
o opstijgende infectie van de urethra in de blaas en hoger;
o gebruik van een te dikke katheter waardoor het slijm in de urethra stagneert;
o reflux van urine uit de leiding naar de blaas
o onsteriel maken van de katheter bij deconnecteren
o een verblijfskatheter die te lang ter plaatste zit;
o slechte afvloei van urine ten gevolge van stagnering en een te laag debiet;
o cuff met grote inhoud vergroot blaasirritatie
o gevolgen: cystitis, epididymitis, acute pyelonefritis, septicaemie, shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van kwetsuren bij blaaskatheterisatie?

A

o te ruw uitvoeren van de techniek;
o te weinig glijmiddel te gebruiken;
o tractie op een ballonsonde, waarbij de cuff bloeding of urethrabeschadiging veroorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van pijn bij blaaskatheterisatie?

A

o kwetsing van de urethra;
o gebruik van onaangepaste ontsmettingsmiddelen;
o volledig ledigen van de blaas bij urineretentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van irritatie van de slijmvliezen bij blaaskatheterisatie?

A

inbrengen van een vreemd voorwerp in de blaas en urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van risico op incontinentie en urineretentie bij blaaskatheterisatie?

A

o langdurig gebruik van een verblijfskatheter;
o het plaatsen van een blaaskatheter met een te grote diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van parafymosis bij blaaskatheterisatie?

A

bij de man: na de katheterisatie de voorhuid niet terug naar voor te brengen;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van foutief plaatsen van de katheter schede bij blaaskatheterisatie?

A

bij de vrouw
o foutief plaatsen door onvoldoende zicht;
o misvormingen ter hoogte van de genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van afwezigheid van urine bij blaaskatheterisatie?

A

o verkeerd geplaatste katheter;
o doordat de zorgvrager pas spontaan urineerde;
o anurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van blaasverschrompeling bij blaaskatheterisatie?

A

te lange aanwezigheid van de verblijfskatheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van blaasspasmen bij blaaskatheterisatie?

A

een reactie op de aanwezigheid van de blaaskatheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke twee houdingen kan de zv aannemen bij blaaskatheterisatie?

A
  • rugligging in gynaecologische houding: zowel bij vrouwen als bij mannen;
  • zijligging: bij vrouwen indien rugligging niet mogelijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke soorten katheters bestaan er voor eenmalig gebruik?

A
  • nelatonkatheter
  • tiemannkatheter
  • no-touch katheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de eigenschappen van de nelatonkatheter?

A
  • rechte katheter met volle tip
  • 1 of meer laterale openingen
  • korte en lange katheters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de eigenschappen van de tiemannkatheter?

A
  • katheter met gebogen, spitse punt
  • enkel te gebruiken op medisch voorschrift (bij urologische problemen)
    • bij stenose van meatus of urethra
    • passeren de bocht ter hoogte van de prostaat makkelijker (geïndiceerd bij bv. prostaathypertrofie)
      => enkel bij man
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de eigenschappen van de no-touch katheter?

A
  • een aseptische techniek met een gebruiksklare katheter
  • gebruik zonder steriele handschoenen, met speciale, steriele inbrenghulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke soorten verblijfskatheters zijn er?

A
  • foley katheter
  • foley-tiemann katheter
  • mercier-ballon katheter
  • tri-lumen katheter / spoelkatheter
  • andere:
    • hematuriekatheter
    • temperatuurkatheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de eigenschappen van de foley katheter?

A
  • rechte ballonkatheter
  • dubbel lumen
    • 1 lumen voor afvloei urine
    • 1 lumen voor het opblazen van de cuff
  • gebruik bij man en vrouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de eigenschappen van de foley-tiemann katheter?

A
  • gebogen, spitse punt
  • dubbel lumen
  • typisch gebruik bij de man
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de eigenschappen van de mercier-ballon katheter?

A
  • gebogen, spits punt
  • dubbel lumen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de eigenschappen van de tri-lumen katheter / spoelkatheter?

A
  • type foley katheter
  • 3 lumen:
    • 1 lumen voor afvloei urine
    • 1 lumen voor opblazen cuff
    • 1 lumen voor inloop spoelvloeistof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de eigenschappen van de hematuriekatheter?

A
  • katheter in gummi
  • spiraalvormige metaaldraad
  • voor aspireren van bloedstolsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de eigenschappen van de temperatuurkatheter?

A
  • monitoren van lichaamstemperatuur
  • vaak gebruikt op I.Z
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

In welke materialen kunnen blaaskatheters gemaakt worden?

A
  • PVC-plastiek
  • latex
  • silicone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de eigenschappen van een katheter in PVC-plastiek?

A

o harde, stevige katheter;
o bv nelatonsonde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de eigenschappen van een katheter in latex?

A

o soepele katheter;
o niet gebruiken bij zorgvragers met een latexallergie;
o enkel geschikt voor kortdurende verblijfskatheterisatie -> tot 1 week;
o goedkoop in vergelijking met siliconekatheters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de eigenschappen van een katheter in silicone?

A

o soepele katheter;
o minder irritatie;
o minder kans op infectie;
o minder kalkneerslag;
o kunnen 2 à 3 maanden ter plaatse blijven -> instelling afhankelijk, meestal 4-6 weken
o geschikt voor langdurige katheterisatie;
o duurder in aankoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het voordeel van verbeterde katheters op basis van siliconen met hydrogel?

A

doeltreffend bij bacteriologische kolonisatie omdat cellen zich moeilijk aan deze katheters kunnen hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe kiest men de juiste Charrière van een blaaskatheter?

A
  • kleinere diameter -> beter voor zv
  • bij troebele urine, bezinksel, gruis, hematurie of stolsels -> grotere diameter
  • dikke katheter -> bemoeilijkt afvloei prostaatvocht bij man -> stagnatie prostaatvocht => risico op infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de verhoudingen van de Charrières?

A
  • De kleinste maat = nummer 1 = 1/3 mm diameter
  • Elk nummer stijgt met 1/3 mm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn de meest gebruikte Charrières bij volwassenen?

A

16 en 18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waarom gaat de voorkeur uit naar Charrière 16?

A
  • een iets dikkere katheter het plaatsen vergemakkelijkt;
  • je beter aanvoelt of er weerstand is bij het plaatsen;
  • het de techniek vergemakkelijkt;
  • de urine vlot afloopt, ook bij langere duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke opvangsystemen voor urine bestaan er?

A
  • middelen voor uitwendige opvang van urine
    o incontinentiemateriaal (bij mannen en vrouwen);
    o condoomkatheter (mannen)
  • middelen om aan te sluiten op de blaaskatheter (urinecollectors):
    o gesloten systeem;
    o open systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat wordt er bedoeld met een gesloten systeem?

A

afvoerleiding van de urinecollector en de blaaskatheter moeten steriel gekoppeld worden vóór de katheterisatie en moeten steriel blijven -> katheter en de afvoerleiding mogen in geen geval van elkaar ontkoppeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waarvan moet de urinecollector voorzien zijn?

A
  • een afvoersysteem voor de urine;
  • een toegangspoort voor staalafname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Waarom is het behoud van een gesloten systeem belangrijk?

A
  • verminderd kans op UWI’s
    -> bij vervangen van collector katheter best mee vervangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe kan men het urinedebiet controleren bij een verblijfskatheter?

A

niet vertrouwen op maattabel urinezak -> urine in maatbeker/ urinaal om af te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn de eigenschappen van een open systeem?

A
  • urinecollector niet afzonderlijk steriel verpakt
  • moet vervangen worden voor: elke urinedebiet of staalname
    -> groot risico op infectie
  • enkel wanneer katheter verwijderd wordt binnen 24u
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke factoren spelen een rol bij het bepalen van het juiste opvangsysteem?

A
  • de reden tot katheterisatie;
  • de verwachte duur van de katheterisatie;
  • de mobiliteit van de zorgvrager;
  • het verwachte urinedebiet;
  • de keuze van de zorgvrager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke opvangsystemen zijn er?

A
  • voor ambulante zorgvragers: een beenzakje:
    o verschillende inhouden (350ml, 500ml, 750ml);
    o korte, halflange, lange leiding;
  • voor gehospitaliseerde zorgvragers: een urinecollector met urinezakhouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is het katheterventiel?

A

een ventiel dat gekoppeld wordt aan een verblijfskatheter. Het wordt gebruikt als verbindingssysteem tussen de katheter en de collector en tussen de bedzak en de collector. Het fungeert als afsluitdop op de verblijfskatheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat zijn de voordelen van het katheterventiel?

A
  • behoud van een gesloten systeem, waardoor minder infectiegevaar;
  • blaastraining is mogelijk, waardoor de blaascapaciteit en -tonus bewaard blijft;
  • gebruiksvriendelijk;
  • biedt een veilige en hygiënische verbinding met de katheter;
  • kan 5 tot 7 dagen ter plaatse blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Met welke factoren moet men rekening houden bij het plaatsen van een verblijfskatheter?

A
  • de voorbereiding van de zorgvrager;
  • het opblazen van de ballonkatheter;
  • het opvangsysteem;
  • het bevestigen van de sonde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat moet men doen ter voorbereiding van de zorgvrager?

A
  • informatie geven:
    o reden;
    o wanneer;
    o hoe lang;
    o let op met vakjargon;
  • privacy van de zorgvrager respecteren;
  • zorg ervoor dat de zorgvrager intiem gewassen is vlak voor het plaatsen van de katheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat wordt er gebruikt om de cuff te vullen?

A
  • een aqua-oplossing
  • geen fysiologisch -> zout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waarom moet de cuff voor het verwijderen altijd leeg zijn?

A

om kwetsuren ter hoogte van de blaassfincter en de urethra te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Waarom moet een opvangzakje best een anti-reflux klepje hebben?

A

Zo wordt vermeden dat (oude) urine vanuit het opvangsysteem terug in de blaas vloeit en wordt het risico op urineweginfecties gereduceerd.

61
Q

Hoe vermijd men dagelijks de urinezak te moeten vervangen

A

Ideaal is er onderaan de urinezak een afvoersysteem

62
Q

Hoe kan je voorkomen dat er terugvloei is bij het manipuleren van het opvangzakje?

A
  • lager dan de blaas houden
  • leiding afkleppen -> opletten dat cuffleiding niet wordt afgeklemd
63
Q

Hoe moet de katheterleiding gepositioneerd worden?

A
  • bedlegerige patient: boven dij -> tractie op leiding en necrosevorming vermijden
  • bevestigen leiding bij man: kan op onderbuik
  • bevestigen leiding bij vrouw: binnekant dij
64
Q

Wat is een blaasspoeling?

A
  • een behandeling waarbij door middel van een katheter een hoeveelheid vloeistof in de blaas wordt gebracht om onmiddellijk terug te laten afvloeien
  • B2 handeling
65
Q

Wat zijn de indicaties voor een blaasspoeling?

A
  • pre- en postoperatief bij een blaasoperatie, prostatectomie;
  • bij een verstopte katheter of om verstopping te voorkomen;
  • om de blaas te reinigen
66
Q

Welke spoelvloeistof kan er gebruikt worden bij een blaasspoeling?

A
  • NaCl 0,9%;
  • steriel water (aqua)
67
Q

Welke methoden bestaan er voor een blaasspoeling?

A
  • onderbroken methode:
    o met een spuit en spoelvloeistof;
  • ononderbroken methode (= continue blaasspoeling):
    o met een trilumen-katheter.
    o spoeling wordt opgehangen, waarna de vloeistof er gemiddeld een paar uur over doet om in te lopen, tegelijk loopt vloeistof continu af in een (grote) urinezak.
68
Q

Wat zijn de mogelijke complicaties bij een blaasspoeling?

A
  • spoelvloeistoef komt terug via urethra
  • de vloeistof dringt niet tot in de blaas
  • pijn
  • bloeding
  • besmetting
  • geen spontane afvloei van spoelvloeistof
69
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van de spoelvloeistof die terug komt via de urethra?

A
  • een verstopte blaaskatheter;
  • blaasspasmen
70
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij de spoelvloeistof die terug komt via de urethra?

A
  • de blaaskatheter verwijderen en een nieuwe katheter invoeren volgens medisch voorschrift;
  • toedienen van een spasmolyticum (voorschrift arts);
  • manueel spoelen van de blaas
71
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van de spoelvloeistof die niet tot in de blaas dringt?

A
  • een verstopte of afgeknelde katheter
72
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij de spoelvloeistof die niet tot in de blaas dringt?

A
  • het volledige systeem controleren (klem open, knik in de leiding …);
  • de blaaskatheter verwijderen en een nieuwe katheter invoeren volgens medisch voorschrift
73
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van pijn bij een blaasspoeling?

A
  • de spoel- of instillatievloeistof is te sterk geconcentreerd;
  • de spoel- of instillatievloeistof heeft niet de juiste temperatuur;
  • een te bruuske uitvoering
74
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij pijn bij een blaasspoeling?

A
  • de juiste concentratie spoelvloeistof toedienen;
  • spoelvloeistof toedienen op de juiste temperatuur;
  • een kleine hoeveelheid spoelvloeistof (30-50ml) inbrengen;
  • bij de eerste manuele spoeling slechts 10 à 20ml spoelvloeistof inbrengen: blaas kan al vol zitten met urine die niet kan aflopen door een obstakel
75
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van bloeding bij een blaasspoeling?

A
  • kwetsuren door de blaaskatheter;
  • brutale uitzetting van de blaaswand door het inbrengen van de spoelvloeistof
76
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij bloeding bij een blaasspoeling?

A
  • tractie op de blaaskatheter voorkomen;
  • de vloeistof voorzichtig en met kleine hoeveelheden inbrengen.
77
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van besmetting bij een blaasspoeling?

A
  • gebrek aan steriliteit;
  • verbreken van het gesloten drainagesysteem
78
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij besmetting bij een blaasspoeling?

A
  • steriel werken: de katheter zo weinig mogelijk loskoppelen van het gesloten drainagesysteem;
  • een katheterventiel gebruiken
79
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van geen spontane afvloei van de spoelvloeistof bij een blaasspoeling?

A
  • lekkage, verstopping
80
Q

Wat zijn de mogelijke interventies bij geen spontane afvloei van de spoelvloeistof bij een blaasspoeling?

A
  • de collector aansluiten en de afvloei controleren;
  • manueel spoelen volgens voorschrift van de arts;
  • arts verwittigen als het niet lukt;
  • de blaaskatheter verwijderen en een nieuwe katheter invoeren volgens medisch voorschrift
81
Q

Wat zal men doen om een blaasspoeling te vermijden?

A

zv stimuleren om voldoende te drinken -> min 2l/dag => fysiologische spoeling

82
Q

Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij een blaasspoeling?

A
  • continue spoeling: debiet van de spoelvloeistof kan aangepast worden aan de hand van de helderheid van de spoelvloeistof
  • hoog spoeldebiet: moet de inhoud van de urinezak regelmatig gecontroleerd worden: overvulling belet de afvloei van het spoelvocht.
  • urinedebiet: de hoeveelheid ingelopen spoelvocht op 24 uur nauwkeurig bijhouden worden
83
Q

Wat is een blaasinstillatie?

A
  • een behandeling waarbij door middel van een katheter een vloeibaar geneesmiddel of ontsmettingsmiddel in de blaas wordt gebracht, waarbij de contacttijd een belangrijke rol speelt
  • B2-handeling
84
Q

Wat zijn de indicaties voor een blaasinstillatie?

A
  • voor het ontsmetten van de blaas;
  • voor een pijnstillende werking;
  • om medicatie lokaal in te laten werken (bv. cytostatica, bloedstelpende medicatie, antibiotica …);
  • voor infectiebestrijding;
85
Q

Welke groepen spoelvloeistof voor een blaasinstillatie bestaan er?

A
  • niet-voorverpakte instillatievloeistoffen
  • voorverpakte instillatievloeistoffen
86
Q

Wat zijn voorbeelden van niet-voorverpakte instillatievloeistoffen?

A

o antiseptische middelen (bv. chloorhexidine 0,02% …);
o antibiotische oplossingen (bv. Neo-bacitracine® in 10ml aqua)

87
Q

Wat zijn voorbeelden van voorverpakte instillatievloeistoffen?

A

o urotainer met antiseptische middelen;
o klaargemaakte verpakking in de apotheek;
o …

88
Q

Wat zijn de mogelijke complicaties van een blaasinstillatie?

A

idem blaasspoeling?

89
Q

Wat is een suprapubische katheter?

A

= cystostomie
- sonde die door de huid heen in de blaas wordt geplaatst.
- Het insteekpunt is vlak boven (supra) het schaambeen (pubis

90
Q

Wat zijn de indicaties voor een suprapubische katheter?

A
  • afleiding urine voor langere duur(> 4-6 w)
  • een urethrastrictuur in het verleden
  • acute retentie met het vermoeden van urethraproblematiek
  • bepaalde urologische ingrepen om desbetreffend gebied te ontlasten;
  • verwarde zorgvragers;
  • chronische retentie
  • neurologische aandoeningen
  • uitgebreide decubitusletsels (als er geen andere opties zijn)
91
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor een suprapubische katheter?

A
  • bij blaascarcinomen;
  • bij stollingsproblemen;
  • bij obesitas;
  • bij zorgvragers met een schrompelblaas;
  • bij zorgvragers met een lege of onvoldoende gevulde blaas;
  • wanneer de blaas weggedrukt wordt door een tumor;
  • bij suprapubische huidletsels
92
Q

Wat zijn de voordelen van een suprapubische katheter?

A
  • meer comfort voor de zorgvrager;
  • mogelijkheid van seksuele activiteiten voor de zorgvrager;
  • geen risico op kwetsuren ter hoogte van de meatus en urethra;
  • mogelijkheid tot spontane mictie;
  • mogelijkheid tot residubepaling;
  • makkelijk en snel te herplaatsen;
  • meer comfort voor hulpbehoevende zorgvragers binnen de thuissituatie;
  • minder risico op infecties
93
Q

Wat is de kans op infectie bij de verschillende blaaskatheters ten opzichte van suprapubische katheters?

A

o bij een transutherale katheter is de kans op infectie na 7 dagen 50%, na 12 dagen
95%;
o bij een suprapubische katheter is de kans op infectie na 15 dagen 10%, na 25 dagen 25%.

94
Q

Uit welk materiaal bestaat een suprapubische katheter?

A
  • 100% silicone;
  • hydrogelsonde van goede kwaliteit die gemakkelijk schuift;
  • Charrière wordt bij plaatsing door de arts bepaald
95
Q

Hoe wordt een suprapubische katheter geplaatst?

A
  • onder lokale anesthesie, door de uroloog, via een rechtstreekse suprapubische punctie door de huid tot in de blaas gebracht, meestal onder echogeleiding
  • duurt 15-tal min
    afhankelijk van type: via hechting of cuff gefixeerd
96
Q

Wat is de voorbereiding op de plaatsing van een suprapubische katheter?

A
  • worden anticoagulantia enkele dagen voor de ingreep gestopt, in overleg met de arts.
  • wordt het abdomen van de zorgvrager geschoren van navel tot schaambeen.
  • moet de zorgvrager een gevulde blaas hebben in functie van de plaatsbepaling
97
Q

Hoe moet een suprapubische sonde verzorgd worden in het begin?

A
  • wonde kan gereinigd worden met NaCl 0,9% en eventueel ontsmet worden met Isobethadine® dermicum (bij symptomen van infectie) en afgedekt worden met een steriel kompres en bedekkend verband
98
Q

Hoe moet een suprapubische sonde verzorgd worden wanneer de wonde genezen is?

A
  • enkel nog gereinigd en afgedekt worden met een steriel kompres en bedekkend verband
  • kan ook blootgelaten worden wanneer geen tekenen van ontsteking
99
Q

Wanneer moet een suprapubische sonde worden gewisseld?

A
  • wegens risico op verstopping, ongeveer om de 6 weken vervangen.
  • De eerste wissel gebeurt door een arts, nadien kan dit door een verpleegkundige
    of de zorgvrager zelf gedaan worden
100
Q

Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij een suprapubische sonde?

A
  • geef info over de verzorging
  • een goede hygiëne handhaven
  • een goede diurese;
  • het gesloten systeem respecteren;
  • arts raadplegen bij pijn, hematurie, koorts, sterk ruikende urine …;
  • aandacht voor infectie (gevaar voor peritonitis);
  • douchen en baden is toegestaan bij een geheelde suprapubische katheter;
  • het opvangrecipiënt moet altijd lager hangen dan de blaas om reflux te voorkomen;
  • geen crèmes of talkpoeder gebruiken in de buurt van het insteekpunt
101
Q

Welke soorten urologische symptomen zijn er?

A
  • pijn
  • urineafwijkingen
  • mictie afwijkingen
102
Q

Welke vormen van pijn kunnen wijzen op een urologische aandoening?

A
  • lendenpijn
  • pijn ter hoogte van de onderbuik
  • pijn ter hoogte van de uitwendige genitaliën
  • perineumpijn
  • pijn ter hoogte van de penis
  • dysurie
103
Q

Hoe manifesteer lendenpijn zich?

A

Lendenpijn manifesteert zich meestal hevig en acuut (bv. bij nierkolieken) of als een zwaartegevoel (bv. bij epididymitis)

104
Q

Wanneer komt pijn ter hoogte van de onderbuik voor?

A
  • Acute pijn duidt meestal op een ontstekings- of ontaardingsproces (bv. cystitis, invasieve blaastumor).
  • Chronische pijn of een zwaartegevoel komt voor bij chronische prostatitis, epididymitis
105
Q

Wanneer komt pijn ter hoogte van de uitwendige genitaliën bij de man voor?

A
  • torsio testis: zaadstreng gedraaid doordat de zaadbal rond zijn lengteas draaide
  • pijn bij aanraking en zwaartegevoel -> plaatselijk ontstekingsproces (orchi-epididymitis) of onderliggende blaaspathologie
106
Q

Wanneer komt perineumpijn voor?

A

bij prostaatpathologieën, maar dient onderscheiden te worden van gastro-intestinale aandoeningen

107
Q

Wanneer komt pijn ter hoogte van de penis voor?

A

door een ontsteking van en onder de voorhuid (balanitis), een peniscarcinoom of als gevolg van een priapisme (blijvende erectie)

108
Q

Wanneer komt dysurie (pijnlijke mictie) voor?

A

over het algemeen te maken met een ontstekingsproces. Het is belangrijk om na te gaan wanneer de pijn zich manifesteert en de ontstekingslocatie te bepalen

109
Q

Wat zijn de eigenschappen van normale urine?

A

lichtgeel van kleur, helder en heeft een flauwe geur (de geur verscherpt bij
het bewaren

110
Q

Wat zijn de normale omstandigheden van de urine in de blaas?

A

Zolang de urine zich in de blaas bevindt is deze onder normale omstandigheden steriel, en dus vrij van bacteriën, virussen en schimmels

111
Q

Wat zijn de meest voorkomende afwijkingen van urine?

A
  • troebele urine
  • hematurie
  • geur van urine
  • donkerbruine urine
112
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van troebele urine?

A

o door neerslag van zouten en eiwitten die in vrij grote hoeveelheden aanwezig zijn in de urine;
o bv. bij blaasstenen, cystits;
o door lang staan van de urine;
o wijst over het algemeen op een ontstekingsproces: pyurie (typische visgeur -> aanwezigheid van etter)

113
Q

Welke vormen van hematurie zijn er?

A

▪ macroscopische hematurie: zichtbaar met het blote oog;
▪ microscopische hematurie: slechts zichtbaar onder de microscoop, macroscopisch ziet de urine er normaal uit

114
Q

Welke kleuren kan hematurie geven aan de urine?

A

▪ felrood: wijst op laaggelegen aandoeningen;
▪ koffiekleur: wijst op hemolyse (=bloedafbraak) met hoger gelegen etiologie of een bloedklonter in de blaas

115
Q

Wat kan men afleiden uit de aanwezigheid van pijn bij hematurie?

A

▪ pijnloze hematurie: wijst vaak op een niet-geïnfecteerde tumor;
▪ pijnlijke hematurie: wijst op nier- en blaasstenen, cystitis, geïnfecteerde
tumoren, obstructie door bloedklonters

116
Q

Wat kan men afleiden uit de geur van urine?

A

o bij ontregelde diabetes: zoete geur door de aanwezigheid van suikers in de urine;
o bij pyurie: rotte visgeur;
o bij urine die te lang in contact staat met lucht: ammoniakgeur

117
Q

Waarop duid donkerbruine urine?

A

obstructie van de galwegen door bv. leverproblemen, galstenen, pancreaskanker … De kleur wordt veroorzaakt door een opstapeling van bilirubine in het bloed

118
Q

Hoe verloopt het normale mictieproces?

A

heeft een aanloopperiode, om daarna over te gaan in een periode van constante druk in lozing, om ten slotte een korte afsluitperiode te hebben

119
Q

Welke verstooringen van mictie zijn er?

A
  • afwijkingen in het aantal micties
  • afwijkingen van de mictiestraal
120
Q

Wat is het normale mictiepatroon?

A
  • gemiddeld 3 à 4 urinelozingen per dag
  • kleine afwijkingen mogelijk afhankelijk van: n het beroep, de emotionele toestand, de omgevingstemperatuur, de hoeveelheid ingenomen vocht, medicatie
121
Q

Welke afwijkingen in hoeveelheid micties zijn er?

A
  • pollakisurie: de behoefte om vaker dan om de 2u te urineren of meer dan 8 keer/ 24 uur;
  • polyurie: meer dan 3 liter per dag urineren;
  • retentie: > 50cc urine blijft achter in de blaas na mictie;
  • anurie: afwezigheid van urineproductie (< 50 ml per dag);
  • oligurie: verminderde productie van urine (< 500 ml per dag
122
Q

welke afwijkingen in mictiestraal zijn er?

A
  • dysurie: moeizame of pijnlijke mictie (bv. door prostaathypertrofie);
  • plotse onderbreking van de straal (bv. bij blaasstenen, blaascarcinoom);
  • abnormale straal: sproeien (bv. bij urethrastrictuur, fimosis)
123
Q

Welke soorten medicatie gelinkt aan urologie zijn er?

A
  • middelen bij blaasproblemen
  • middelen bij blaashypertrofie
  • middelen bij impotentie
  • diuretica
124
Q

Wat doen middelen bij blaasproblemen?

A
  • antcholinergische werking -> bij blaasinstabiliteit of blaasspasmen
  • geïndiceerd bij urge-incontinentie
  • bv: Oxybutinine®, Mictonorm®, Toviaz®…
125
Q

Welke symptomen komen vaak voor bij benigne prostaathypertrofie?

A

frequent een urgente drang om te plassen -> plasstraal start langzaam, is zwak en vaak intermittent

126
Q

welke medicatie kan worden toegediend bij matige tot ernstige symptomen van prostaathypertrofie?

A

Bv. Proscar®, Prosta-Urgenin®, Tamsulosine®

127
Q

Wat doen middelen bij impotentie?

A
  • toegediend ter behandeling van erectiedysfunctie
  • Bv. Viagra®
128
Q

Wat zijn diuretica?

A
  • stoffen die de diurese verhogen
  • worden gebruikt bij water- en zoutretentie -> hypertensie en oedeem
  • Diuretica bevorderen de uitscheiding van natrium via de nieren -> hypertensie en/of oedeem zal afnemen
129
Q

Wat zijn de aandachtspunten bij diuretica?

A
  • bij natriumretentie ook zoutarm dieet
  • anti-inflammatoire geneesmiddelen -> kunnen het diuretisch en antihypertensief effect van diuretica tegengaan
  • diuretica niet nemen voor het slapengaan
130
Q

in welke vier groepen kan diuretica worden onderverdeeld?

A
  • kaliumverliezende diuretica;
  • kaliumsparende diuretica;
  • koolzuuranhydrase-inhibitoren;
  • combinatiepreparaten van diuretica
131
Q

Welke groepen van aanvullende therapieën zijn er?

A
  • perorale kaliumpreparaten;
  • middelen bij hyperkaliëmie
132
Q

Welke subgroepen van kaliumverliezende diuretica zijn er?

A
  • thiaziden
  • lisdiuretica
133
Q

Wat zijn de indicaties van thiaziden?

A
  • hypertensie
  • oedeem
  • profylaxis van calciumoxalaatlithiasis
134
Q

Wat zijn de bijwerkingen van thiaziden?

A
  • door het verlies aan kalium en magnesium ontstaan:
    o zwaktegevoel,
    o paresthesieën,
    o spierkrampen
  • impotentie
  • Hyperuricemie (soms met jichtaanvallen).
  • hyponatriëmie
135
Q

Wat zijn voorbeelden van thiaziden?

A
  • Fludex®
  • Hygroton®
  • Indapamide®
136
Q

Wat zijn de indicaties van lisdiuretica?

A
  • acuut longoedeem
  • hypertensie
  • water- en zoutretentie (oedeem)
  • bevorderen van diurese bij sterk verminderde nierfunctie
  • acute hypercalcemie
137
Q

Wat zijn de bijwerkingen van lisdiuretica?

A
  • hypokaliëmie
  • hyponatriëmie
  • magnesiumdeficiëntie
  • hyperuricemie
  • stoornissen in koolhydraatmetabolisme
  • ototoxiteit bij hoge dosis
  • verhoogde calciurie
  • fotosensibiliteit
138
Q

Wat is ototoxiteit?

A

giftig voor binnenoor -> kan zorgen voor gehoorschade

139
Q

Wat zijn voorbeelden van lisdiuretica?

A
  • Lasix® (=Furosemide®)
  • Burinex®
140
Q

Wat zijn de indicaties van kaliumsparende diuretica?

A
  • hypertensie, hartfalen
  • hyperaldosteronemie
  • Cirrose met ascites en oedeem
  • chronische nierinsufficiëntie
141
Q

Wat zijn voorbeelden van kaliumsparende diuretica?

A
  • Aldactone®
  • Dytac®
  • Soldactone®
142
Q

Wat zijn de indicaties voor koolzuuranhydrase-inhibitoren?

A
  • hoogteziekte
  • behandeling van glaucoom
  • sommige gevallen van epilepsie
  • worden nog zelden gebruikt voor behandeling van oedeem
143
Q

Wat zijn voorbeelden van koolzuuranhydrase-inhibitoren?

A
  • Diamox®
144
Q

Wat zijn de indicaties voor combinatiepreparaten?

A

tegen hypokaliëmie (door het associëren van thiaziden of lisdiuretica met kaliumsparende diuretica)

145
Q

Wat zijn voorbeelden van combinatiepreparaten?

A
  • Aldactazine®
  • Dyta-urese®
  • Dytenzide®
  • Frusamil®
  • Moduretic®
146
Q

Wat zijn de indicaties voor perorale kaliumpreparaten?

A
  • preventie kaliumdepletie
  • hypokaliëmie
147
Q

Wat zijn voorbeelden van perorale kaliumpreparaten?

A
  • Ultra-K®
148
Q

Wat zijn indicaties voor middelen bij hyperkaliëmie?

A
  • hyperkaliëmie
149
Q

Wat zijn voorbeelden van middelen bij hyperkaliëmie?

A
  • Kayexalate CA®
  • Kayexalate NA®