Woordjes OPVRAGEN Flashcards
1
Q
Paratorum
A
parat- klaar, bereid
2
Q
pessimum
A
pessim- zeer slecht ,slechtste
3
Q
quales
A
qual- van welke aard, hoe? ,(zo…) als
4
Q
regno
A
(onz.) regn- kongschap, rijk
5
Q
statuere
A
statu- beslissen
6
Q
videre
A
vide- zien
7
Q
de
A
+abl. vanaf, over, in verband met
8
Q
optimis
A
optim- zeer goed, uitstekend, beste
9
Q
maxime
A
zeer , het meest
10
Q
placere
A
+dat. place- bevallen aanstaan
11
Q
iterum
A
opnieuw
12
Q
minime
A
helemaal niet, allerminst
13
Q
munere
A
onz. muner- ambt, geschenk
14
Q
nocere
A
+dat. noce- schaden
15
Q
offere
A
offer- aanbieden