VOORZETSELS/ korte w Flashcards
1
Q
a/ab
A
van bij, (weg) van , door
2
Q
ac/atque
A
en, en zelfs
3
Q
ad
A
tot bij, naar, bij
4
Q
cum
A
met
5
Q
e/ex
A
uit
6
Q
ego
A
ik
7
Q
enim
A
immers, want
8
Q
esse
A
zijn
9
Q
et
A
en, ook
10
Q
ibi
A
daar
11
Q
in abl.
A
in, op
12
Q
in acc.
A
tot in, tot op, naar
13
Q
inquit
A
zegt hij/ze, zei hij/ze
14
Q
inter
A
tussen
15
Q
is
A
die/dat