woordenstroom 1 Flashcards

1
Q

alinea

A

deel van een tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bewijzen dat iets zo is *

A

aantonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aantonen

A

bewijzen (dat iets zo is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

deel van een tekst *

A

alinea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

associëren

A

verbinden, in verband brengen met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verbinden, in verband brengen met *

A

associëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

authentiek

A

echt, origineel, oorspronkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

echt, origineel, oorspronkelijk*

A

authentiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beargumenteren

A

onderbouwen met argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onderbouwen met argumenten *

A

beargumenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

belegeren

A

met een leger insluiten om tot overgave te dwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

met een leger insluiten om tot overgave te dwingen*

A

belegeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beoordelen

A

een oordeel geven over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een oordeel geven over*

A

beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

censureren

A

het veranderen, weglaten, of uitsluiten van een bericht, kunstwerk. omdat het niet voldoet aan de normen van de censurerende instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het veranderen, weglaten, of uitsluiten van een bericht, kunstwerk. omdat het niet voldoet aan de normen van de censurerende instantie*

A

censureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

collectief

A

gezamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gezamelijk*

A

collectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

controversieel

A

betwist, omstreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

betwist, omstreden *

A

controversieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cynisch

A

bitter spottend, niet gelovend in het goede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bitter spottend, niet gelovend in het goede *

A

cynisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

devaluatie

A

waardevermindering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waardevermindering*

A

devaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

epigram

A

kort, puntig, kernachtig gedichtje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

kort, puntig, kernachtig gedichtje *

A

epigram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

escapisme

A

neiging tot vlucht uit de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

neighing tot vlucht uit de werkelijkheid *

A

escapisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

fascineren

A

boeien, sterk interesseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

boeien, sterk interesseren *

A

fascineren

31
Q

genocide

A

volkerenmoord

32
Q

volkerenmoord*

A

genocide

33
Q

genuanceerd

A

doordacht, rekening houden met veel aspecten van iets

34
Q

doordacht, rekening houden met veel aspecten van iets*

A

genuanceerd

35
Q

gestaag

A

geleidelijk, voortdurend

36
Q

geleidelijk, voortdurend*

A

gestaag

37
Q

hilariteit

A

vrolijkheid, algemeen gelach

38
Q

vrolijkheid, algemeen gelach *

A

hilariteit

39
Q

imponeren

A

indruk maken

40
Q

indruk maken*

A

imponeren

41
Q

inzettekst

A

ingevoerd bericht in groter artikel

42
Q

ingevoerd bericht in groter artikel*

A

inzettekst

43
Q

luguber

A

huiveringwekkend, beangstigend

44
Q

huiveringwekkend, beangstigend*

A

luguber

45
Q

memoriaal

A

gedenkteken

46
Q

gedenkteken *

A

memoriaal

47
Q

meteorologisch

A

weerkundig

48
Q

weerkundig *

A

meteorologisch

49
Q

morbide

A

ziekelijk, pervers, macaber

50
Q

ziekelijk, pervers, macaber*

A

morbide

51
Q

nostalgie

A

heimwee naar goede oude tijden

52
Q

heimwee naar goede oude tijden *

A

nostalgie

53
Q

parmantig

A

zelfbewust, deftig en fier

54
Q

zelfbewust, deftig en fier *

A

parmantig

55
Q

pleidooi

A

betoog of redevoering waarmee je iets wilt bekomen

56
Q

betoog of redevoering waarmee je iets wilt bekomen*

A

pleidooi

57
Q

reconstructie

A

wederopbouw

58
Q

wederopbouw*

A

reconstructie

59
Q

riant

A

heel groot, ruim, aanlokkelijk

60
Q

heel groot, ruim, aanlokkelijk*

A

riant

61
Q

routine

A

door ervaring gekregen vaardigheid

62
Q

door ervaring gekregen vaardigheid*

A

routine

63
Q

sardonisch

A

grijnzend, boosaardig spottend

64
Q

grijnzend, boosaardig spottend*

A

sardonisch

65
Q

serpent

A

slang, gemeen iemand

66
Q

slang, gemeen iemand *

A

serpent

67
Q

toelichten

A

nader verklaren

68
Q

nader verklaren*

A

toelichten

69
Q

trauma

A

geestelijk letsel

70
Q

geestelijk letsel *

A

trauma

71
Q

typeren

A

kenmerken van iets/iemand benoemen waaraan je het/hem herkent

72
Q

kenmerken van iets/iemand benoemen waaraan je het/hem herkent*

A

typeren

73
Q

voyeurisme

A

stiekem kijken naar naakte mensen

74
Q

stiekem kijken naar naakt mensen*

A

voyeurisme