Woordenschat Vlamingen vs Walen Flashcards
1
Q
de indicatie
A
- l’indication
2
Q
wereldwijd
A
- mondialement
3
Q
overpeinzing
A
- méditation
4
Q
op de buis komen
A
- passer à la télé
5
Q
dol zijn op iets / iemand
A
- être fou de quelqu’un
6
Q
soepel
A
- flexible
7
Q
iets / iemand zien zitten
A
- iets positief tegenmoed zien
- iemand verliefd op iemand zijn
8
Q
ongeacht
A
- en dépit de
9
Q
wel en wee
A
- positief en negatief
10
Q
hindernis
A
- obstacle, problème
11
Q
beamen
A
- approuver, être d’accord
12
Q
verwarring scheppen
A
- créer de la confusion
13
Q
de evenknie
A
- le compère (iets of iemand met dezelfde functie of waarde)
14
Q
het geheim
A
- le secret
15
Q
de omvang
A
- l’étendue