Onregelmatige WW Lijst 2 Flashcards

1
Q

kijken

A
  • kijkt
  • keek, keken
  • gekeken
  • regarder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klinken

A
  • klinkt
  • klonk, klonken
  • geklonken
  • retentir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

komen

A
  • komt
  • kwam, kwamen
  • gekomen
  • venir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kopen

A
  • koopt
  • kocht, kochten
  • gekocht
  • acheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

krijgen

A
  • krijgt
  • kreeg, kregen
  • gekregen
  • recevoir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kunnen

A
  • kan
  • kon, konden
  • gekund
  • pouvoir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lachen

A
  • lacht
  • lachte, lachten
  • gelachen
  • rire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

laten

A
  • laat
  • liet, lieten
  • gelaten
  • laisser
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lezen

A
  • leest
  • las, lazen
  • gelezen
  • lire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

liegen

A
  • liegt
  • loog, logen
  • gelogen
  • mentir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

liggen

A
  • ligt
  • lag, laggen
  • gelegen
  • s’allonger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lijden

A
  • lijdt
  • leed, leden
  • geleden
  • souffrir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lijken

A
  • lijkt
  • leek, leken
  • geleken
  • ressembler
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lopen

A
  • loopt
  • liep, liepen
  • gelopen
  • courir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

meegaan

A
  • gaat mee
  • ging mee, gingen mee
  • meegegaan
  • accompagner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

meenemen

A
  • neemt mee
  • nam mee, namen mee
  • meegenomen
  • emporter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

moeten

A
  • moet
  • moest, moesten
  • gemoeten
  • devoir
18
Q

mogen

A
  • mag
  • mocht, mochten
  • gemogen
  • pouvoir
19
Q

nemen

A
  • neemt
  • nam, namen
  • genomen
  • prendre
20
Q

onderbreken

A
  • onderbreekt
  • onderbrak, onderbraken
  • onderbroken
  • interrompre
21
Q

onderzoeken

A
  • onderzoekt
  • onderzocht, onderzochten
  • onderzocht
  • rechercher
22
Q

ontbijten

A
  • ontbijt
  • ontbeet, ontbeten
  • ontbeten
  • déjeuner
23
Q

ontspannen (zich)

A
  • ontspant zich
  • ontspande zich, ontspanden zich
  • ontspannen
  • se détendre
24
Q

opstaan

A
  • staat op
  • stond op, stonden op
  • opgestaan
  • se lever
25
Q

overlijden

A
  • overlijdt
  • overleed, overleden
  • overleden
  • mourir
26
Q

oversteken

A
  • steekt over
  • stak over, staken over
  • overgestoken
  • traverser
27
Q

plaatsvinden

A
  • vindt plaats
  • vond plaats, vonden plaats
  • plaatsgevonden
  • avoir lieu
28
Q

rijden

A
  • rijdt
  • reed, reden
  • gereden
  • conduire
29
Q

roepen

A
  • roept
  • riep, riepen
  • geroepen
  • crier
30
Q

ruiken

A
  • ruikt
  • rook, roken
  • geroken
  • sentir
31
Q

schenken

A
  • schenkt
  • schonk, schonken
  • geschonken
  • verser
32
Q

schijnen

A
  • schijnt
  • scheen, schenen
  • geschenen
  • briller
33
Q

schrijven

A
  • schrijft
  • schreef, schreven
  • geschreven
  • écrire
34
Q

schrikken

A
  • schrikt
  • schrok, schrokken
  • geschrokken
  • avoir peur
35
Q

slapen

A
  • slaapt
  • sliep, sliepen
  • geslapen
  • dormir
36
Q

sluiten

A
  • sluit
  • sloot, sloten
  • gesloten
  • fermer
37
Q

snijden

A
  • snijdt
  • sneed, sneden
  • gesneden
  • couper
38
Q

spreken

A
  • spreekt
  • sprak, spraken
  • gesproken
  • parler
39
Q

springen

A
  • springt
  • sprong, sprongen
  • gesprongen
  • sauter
40
Q

staan

A
  • staat
  • stond, stonden
  • gestaan
  • être debout
41
Q

steken

A
  • steekt
  • stak, staken
  • gestoken
  • piquer
42
Q

stelen

A
  • steelt
  • stal, stalen
  • gestolen
  • voler