woordenschat van vreemde oorsprong Flashcards

1
Q

ornitholoog

A

vogelspecialist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pedant

A

verwaand (arrogant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prognose

A

voorspelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pseudoniem

A

schuilnaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rancune(us)

A

wrok(kig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

recidivist

A

die opnieuw voor ‘t zelfde veroordeeld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nepotisme

A

bevoordelen van verwanten of vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

decimeren

A

op grote schaal doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

morbide

A

ziekelijk (figuurlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

surrogaat

A

vervangmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

unaniem

A

eensgezind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tetralogie

A

roman in 4 delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

therapie

A

geneeswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dermatoloog

A

huidspecialist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

irritant

A

vervelend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

periferie

A

rand van het gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

opponent

A

tegenspeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kynoloog

A

hondenkenner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

legitimeren

A

rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lepra

A

melaatsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

metropool

A

wereldstad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

autoriteit

A

gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

chauvinisme

A

patriottisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

condoleren

A

deelneming betuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

demissionair

A

ontslag genomen hebbend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

exposé

A

uiteenzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

autoritair

A

zijn gezag doen gelden

28
Q

gastronomie

A

kunst lekker eten en drinken

29
Q

fictief

A

denkbeeldig

30
Q

attent

31
Q

complex

A

samengesteld deel/ geheel van gebouwen

32
Q

establishment

A

gevestigde orde

33
Q

prioriteit

34
Q

elite

A

kleine groep van voorname (en bevoorrechte) mensen

35
Q

discipel

36
Q

conform

A

overeenstemmend

37
Q

polemiek

A

pennenstrijd

38
Q

tegengestelde van subjectief

39
Q

tegengestelde van irrelevant

A

relevant (ter zake dienend)

40
Q

tegengestelde van synthese (samenvoegen van iets)

A

analyse (ontleden van iets)

41
Q

tegengestelde van gecompliceerd

A

ongecompliceerd

42
Q

tegengestelde van debet

A

credit (wijst op een afname)

43
Q

tegengestelde van fobie

44
Q

tegengestelde van absoluut

45
Q

tegengestelde van promoveren

A

degraderen

46
Q

tegengestelde van desillusie (ontgoocheling)

47
Q

tegengestelde van amateuristisch

A

professioneel

48
Q

tegengestelde van origineel

A

clichéachtig

49
Q

tegengestelde van openlijk

50
Q

tegengestelde van outsider

51
Q

tegengestelde van impliciet

52
Q

tegengestelde van gedeeltelijk

53
Q

tegengestelde van manifest (iets kenbaar maken)

A

latent (verborgen)

54
Q

tegengestelde van nationaal

55
Q

tegengestelde van verouderd, vroeger

56
Q

data

A

gegevens, feiten

57
Q

medium

A

informatiedrager

58
Q

nec plus ultra

A

tot hiertoe en niet verder

59
Q

in extenso

A

in zijn geheel

60
Q

in extremis

A

in de laatste ogenblikken

61
Q

ipso facto

A

noodzakelijkerwijs

62
Q

a posteriori

A

later, achteraf

63
Q

stante pede

A

op staande voet

64
Q

status quo

A

geen verandering in de stand van zaken brengen

65
Q

a priori

66
Q

referendum

A

volksstemming

67
Q

criterium

A

maatstaf bij beoordeling