woordenschat toets vrijdag Flashcards

1
Q

bestemmingsplan

A

document waarin gebruiks- en bouwmogelijkheden worden vastgelegd van een stuk land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bouwen

A

1 het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vergroten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk; 2 op iemand kunnen rekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bouwvergunning

A

noodzakelijke toestemming van de overheid om te (ver)bouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elementen

A

onderdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

energiezuinig

A

weinig energie verbruikend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

erfpacht

A

huurrecht voor grond of gebouwen dat overgaat op je erfgenamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fulltime

A

36 tot 40 uur in de week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fundering

A

constructie die een gebouw, brug of weg ondersteunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gelijkvloerse

A

op hetzelfde niveau als de grond rondom het huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gepersonaliseerde

A

aan de persoon aangepaste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

industriële

A

fabrieksmatige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

isolatie

A

bescherming tegen kou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

krediet

A

uitstel van betaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

maatwerk

A

arbeid die op een situatie is afgestemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

minutieus

A

met oog voor detail

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pioniers

A

mensen die als eerste iets ondernemen

17
Q

procedure

A

werkwijze

18
Q

revolutie

A

plotselinge ingrijpende verandering in een samenleving

19
Q

royale

A

overvloedige

20
Q

verhuurder

A

persoon die iets verhuurt aan een ander

21
Q

voorwaarden

A

omstandigheden die nodig zijn voordat iets anders kan gebeuren

22
Q

woningnood

A

gebrek aan beschikbare woonruimte

23
Q

zelfvoorzienend

A

in staat om voor zichzelf te zorgen

24
Q

zwerfkei

A

stuk rots dat in de ijstijd door de gletsjers vervoerd is naar een ander gebied