woordenschat Flashcards

1
Q

alliteratie

A

rijm waarbij de beginmedeklinkers van woorden of lettergrepen hetzelfde zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

attribuut

A

voorwerp dat als kenmerk aan iets of iemand wordt verbonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beeldspraak

A

manier van uitdrukken waarbij een beeld duidelijk maakt wat je wilt zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klassieker

A

een vaak gezongen lied, een veel gelezen boek etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

parallellogram

A

vierhoek waarbij de onderstaande zijden evenwijdig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pictogram

A

weergave van iets in de vorm van een afbeelding of tekening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

twisten

A

bekvechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beargumenteren

A

Duidelijk maken waarom je een bepaalde mening hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

canon

A

Een lijst met boeken die je gelezen moet hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

raamvertelling

A

Manier van vertellen waarbij één verhaal de omlijsting of het kader is/vormt van een groot aantal andere verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de rode draad

A

Een steeds terugkerend element.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

executie

A

ter dood gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onvoltooid

A

Niet afgemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gratie

A

niet terechtgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iemands naam door de slijk halen

A

lelijke dingen over iemand vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zijn naam eer aandoen

A

naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

mijn naam is haas

A

=ik weet nergens van en wil er niks mee te maken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het beestje bij zijn naam noemen

A

duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kraak nog smaak hebben

A

het is niet heel smakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De smaak te pakken krijgen

A

plezier krijgen in een bezigheid, er enthousiast mee doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In de smaak vallen

A

Welkom zijn, gunstig ontvangen worden, gewaardeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Door teveel drank heeft hij een vieze smaak in de mond

A

Hij heeft een smaak in zijn mond als een oud wijf, Hij heeft een vieze smaak in zijn mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

om de tuin leiden

A

iemand beetnemen, bedriegen

24
Q

onverschillig

A

ongeïnteresseerd

25
afgunstig
jaloers
26
benaderen
dichterbij komen
27
nederzetting
vestiging
28
aan de kaak stellen
iets wat verkeerd is onder de aandacht brengen
29
kritisch
scherp beoordelend
30
(een) opgeheven vingertje
waarschuwing; vermaning
31
legendarische
befaamde
32
Van Oudsher
sinds lang
33
aanhankelijk
gehecht zijn
34
jegens
tegenover
35
prototype
schoolvoorbeeld
36
epos
heldendicht
37
decennium
tien jaar
38
dolen
zwerver
39
gecamoufleerd
vermomd
40
verontachtzamen
verwaarloosde
41
subtiel
fijntjes
42
aangeslagen
geroerd
43
dramatisch
hartverscheurend
44
iets met argusogen bekijken
iets nauwlettend in de gaten houden of met wantrouwen bekijken.
45
argwaan
wantrouwen
46
de klassieken
schrijvers, dichters en kunstenaars uit de oudheid
47
hoeder
bewaker
48
etymologie
de wetenschap die bestudeert en schrijft waar onze woorden en uitdrukkingen vandaan komen.
49
geen vinger verroeren
niet helpen, zich er niet mee bemoeien
50
met de vinger nawijzen
iemand uitlachen
51
iemand op de vingers kijken
steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet
52
de vinger op de wond leggen
precies aangeven waar het probleem zit
53
op zijn duimpje kennen
heel goed kennen, van buiten weten
54
met zijn ziel onder de arm lopen
zich vervelen
55
Hij heeft het achter de elleboog
Hij is stiekem
56
de schouders ophalen
er zich niets van aantrekken - er niets over willen weten