woordenschat thema 1 Flashcards
1
Q
ontmoeten
A
begegnen
2
Q
beweren
A
behaupten
3
Q
verkiezen, de voorkeur geven aan
A
bevorzugen/sich entscheiden für
4
Q
beleven
A
erleben
5
Q
bekijken
A
sich etwas anschauen
6
Q
annuleren
A
stornieren
7
Q
overschijven
A
überweisen
8
Q
beschikken over
A
verfügen über
9
Q
voorstellen
A
vorschlagen
10
Q
verkiezen
A
vorziehen
11
Q
afbreken, slopen
A
abreiβen
12
Q
(weer) opbouwen
A
aufbauen
13
Q
huisvesten, plaats bieden aan
A
beherbergen
14
Q
beschadigen
A
beschädigen
15
Q
inwijden
A
einweihen